'La chanson de Roland' en Vlaanderen
Karel de Grote
Karel de Grote met de groene orieflambe (glasraam Kathedraal van Chartres)
Karel de Grote was de oudste zoon van koning Pepijn de Korte en Bertrada van Laon (Lugdune, Loon) en kleinzoon van Karel Martel. Hij werd waarschijnlijk in 747/48 geboren en is tot op vandaag een intrigerende figuur die op tijd en stond wordt herdacht en besproken in de Nederlanden, Frankrijk, Duitsland en elders. Over hem is veel beweerd en geschreven. Het probleem is dat hij als politiek figuur wordt opgeëist door heel wat instanties, groot en klein, die hem allemaal voor hun kar willen spannen. Als we proberen die manipulaties af te schrapen komen we misschien tot een historisch correcter verhaal over die figuur en zijn de tijd.
De oorsprong van de familie van Karel de Grote ligt in het Luikse Maasland, waar naast Luik ook Maastricht, Tongeren en Aken een rol speelden. In de tijd van Karel de Grote was het Rijnlands daar de spreektaal. Dat Rijnlands is vandaag nog het meest verwant met het Limburgs. Het Rijnlands langs de Duitse Rijn is gedurende de latere eeuwen sterk 'verhoogduitst', terwijl het conservatieve Limburgs voldoende herinneringen heeft bewaard aan die oude Frankische taal, een taal die meereisde met de veroveringen van Karel en zeker is gesproken langs de zeekant van de Loire tot de Rijn, samen met Ingveoonse versies van andere Germaanse familietalen. Latijn was ongetwijfeld belangrijk bij de elite aan het hof en de geleerden, maar dat vertelt niets over de dagelijks gebruikte taal van de gewone mensen. Als men ontdekt dat samen met de veroveringen ook zeer veel substraten te vinden zijn van Frankische en andere Germaanse talen, dan zal die Germaanse taal eerder de lingua franca zijn geweest dan het elitaire Latijn, dat in de manuscripten te ontdekken valt.
Ook de politieke figuur van Karel de Grote werd gerecupereerd door machten die groter werden dan de streek van waaruit Karel afkomstig was. Duitsland wil hem zien als stichter van het Duitse keizerrijk en Frankrijk ziet Charlemagne liefst als een vroege versie van de Franse koningen. Maar in de tijd van Karel de Grote was het gebied tussen Loire en Rijn noch Duits, noch Frans. De twee kronen, die later Duits en Frans werden, konden één en ander claimen, maar de volkeren die er woonden, voelden zich vrij en onafhankelijk en aarzelden niet om de wapens op te nemen als ze zich bedreigd voelden. We mogen proberen etiketten te plakken op die streek en zijn mensen, maar één etiket zal niet genoeg zijn. Men had een embryonaal Normandië, een opkomend Vlaanderen, Brabant en Loon... met Northmanni, Vlamingen, Friezen, Saksen, Brabanters, Rijnlanders enz...
In het begin van de elfde eeuw werd in het Francien, de voorloper van het Frans, een lied geschreven over een zekere Roeland: La chanson de Roland. Dat lied moest de Franse cultuur uitdragen, waarbij het 'Germaans' verder als barbaars door de wereld moest gaan. Het drama hierbij is, dat daarvoor een vroegere Germaanse versie werd weggemoffeld ten voordele van de Romaanse versie. In het Roelandslied vecht Roeland met zijn Durendal en wordt de Orieflambe als banier meegedragen in de strijd. In de Franse versies verandert de drager van de oriflamme naar Godfried van Anjou die nog niet leefde in de 10 de eeuw (!) en naar de koning van Frankrijk. De Frankische strijders van Karel de Grote zijn in het Franstalige epos Franse strijders geworden, en hun wapenkreet is Monjoie geworden.(1) Ook Jacob van Maerlant spreekt van die culturele annexatie. Hij was misschien niet zo tegen de historiciteit van de karelromans, maar des te meer tegen wat de Fransen er van hadden gemaakt:In sconen worden, in bispele, (vers 27-30)
Datmen aldus goeden man
Met loghene prijs leget an.
Oec sijn some Walsche boeke,
Die werdich sijn grotere vloeke, (vers 39-42)
Vint hise al van hem bescreven.
Die Walsche bouke lieghen van hem, (vers 72-73) (51)
Einhard
Eccihardus, die wellicht leefde tijdens de regeerperiode van Lodewijk de Vrome, was waarschijnlijk dezelfde als de Eggehardus, comes in Francia, die in 834 werd opgemerkt door zijn loyaliteit tegenover Lodewijk die hij verdedigde tegen zijn rebellerende zonen die hem hadden achtergelaten en afgezonderd. Deze Eggehardus was graaf van Haspengouw (pagus Hasbaniensis), ten westen van Aken in het Maasland. Deze graaf, die sommigen ook Echard noemen, moet waarschijnlijk worden geïdentificeerd met een graaf Eggihardus of Eggiardus die in 837 verantwoordelijk was voor de verdediging van Friesland tegen Normandische indringers. Hij werd door hen verrast en samen met vele anderen afgeslacht, op het eiland Walcheren in juni 837, volgens de Annales Fuldensis. Dit personage, wiens dood doet denken aan de Eggihard van 778, behoorde waarschijnlijk tot dezelfde familie uit het land van de Moezel, de Maas en de Schelde, dezelfde streek waar Karel de Grote afkomstig van was. De tijdgenoot van Lodewijk de Vrome had waarschijnlijk geen zo'n hoge rang aan het Keizerlijk Hof als de Eginhard van 778 aan het Hof van Karel de Grote. (2)
Het feit dat Karels Eginhard (Einhard, Eynaerde...) nog niet spreekt over de dood van Roeland in de Pyreneeën doet vermoeden dat zijn personage achteraf werd gekneed om te passen in de grandeur van het rijk van Karel de Grote. Daarbij moet een bestaande Roeland niet worden uitgesloten, maar moet men voorzichtig blijven met de beschreven daden van diezelfde Roeland. Het is noodzakelijk om in het oog te houden dat hij uit een Germaanse cultuur kwam, een West-Germaanse cultuur. De Brabanters zagen hem als één van de hunnen. Wellicht speelt 'Haspengouw' hier een rol. De Ekkehard/Einhard...-namen komen telkens terug bij leiders uit Haspengouw. In het Latijn heette dat 'Hasbania' en 'Hasbaniensis', wat al bijna een homoniem is met Hispania en Hispaniensis. De Oudzweedse 'Thidrekssaga' vermeldt kastelen en bezittingen in Yspania (Spania) waar het duidelijk gaat om zaken uit Hasbania (Haspengouw Hesbays). (3 p 32-33)
Het is dus een voorwaarde om zaken te zoeken binnen de West-Germaanse taal en zeden om een historische Roeland te destilleren uit de vele legendes, mythes en gebeurtenissen. Roeland was een naam die al vanaf de achtste eeuw bloeide in (het noorden van) het Frankenrijk. Die namen waren misschien geïnspireerd door de toen al legendarische Roeland uit het lied.
Roncevaux
De 'Vita Karoli' van Eginhard noemt Eggihardus (seneschalk bij Karel), Anselmus (paltsgraaf) en Hruodlandus (prefect) niet als zijnde gesneuveld in de Pyreneeën. (4 ) Het verhaal van de slag bij Roncevaux en vooral de aanwezigheid van Roeland is naar alle waarschijnlijkheid een latere constructie die moest passen bij de politiek van het Frankische rijk en de overwinningen op de 'Saracenen'. In de Karolingische annalen zijn Roeland en Roncevaux als namen nooit samen te vinden, of het moest zijn dat men niet al te fier was over de nederlaag en dat men dat verhaal liever gedekt wilde houden. De annalen van Sint-Amand en Laubach (die stoppen bij 791) zijn de dichtste getuigen, en ze vermelden: In 778(779) was koning Karel in Spanje in Saragossa. Maar nergens in die vroege bronnen kunnen we uitmaken of dat om een aanval of een bezoek ging. De gouverneur in Saragossa was op dat moment 'Sulaiman ibn Yakzan al 'Arabi. De bekende slag in Spanje, kan met evenveel recht duiden op een tocht van de zoon van Karel de Grote, Lodewijk de Vrome.(5) Vandaar dat helden uit de omgeving van Lodewijk ook konden dienen als voorbeelden voor latere legendeontwikkelingen over de slag in de Pyreneeën. (6) Roncevaux zal als site pas vanaf 1100 worden ontwikkeld. Als Roeland en Roncevaux later samen worden genoemd, is dat dan het Roncevaux van de Pyreneeën of het Germaanse Ronsevaalse van het noorden? In die context is het belangrijk te onthouden dat de in het lied voorkomende namen van wapens, paarden, voorwerpen en personen, zeer symbolisch geladen zijn.
Ronceval is trouwens een naam die in Vlaanderen voortleeft in verschillende namen en toponiemen. Huizen heten bv. Ronceval of Roncevaelse. Nevele, in de buurt van Gent, stond bekend als het Ronsevaelse, een heerlijkheid die afhing van de graaf van Gent. Andere bestaande toponiemen zijn: Ronse Faal of Ronsefaal (Loker) Ronceval, Roncevalkasteel (Tielt) Ronsevaal (Pittem) Ronsevael/Ronseval (Erembodegem) Ronseval (Aalst) Ronse, Ronceval/Roncheval (Dottignies) Ronsevaalstraat (Heuvelland) Boucle de Roncevaux (La Baraque). Buiten Roncevaux als plaats, zijn in Frankrijk geen echt oude toponiemen over Roeland te vinden. Jacob van Maerlant schrijft 'In eene mersch bi Roncevale', een geografisch gegeven dat niet in de bergen maar in een streek met meersen thuishoort en 'Noch selves te Roncevael int dal', een dal is niet echt een synoniem voor een bergpas. Dat Roncevaux in de Pyreneeën kan een eerbetoon zijn aan de streek waar Roeland vandaan kwam, dezelfde streek als waar Karel de Grote en Einhard vandaan kwamen.
Praefectus limitis Britanniae
Dat de markgraven soms ook het wispelturige en naar zelfstandigheid strevende Bretagne moesten tot de orde roepen, spreekt eigenlijk voor zichzelf. In eigentijdse kronieken spreekt men van drie tussenkomsten om het onrustige, maar tot het Frankische rijk behorende Bretagne, te kalmeren.
Citaat in vertaling:
Historische teksten van de achtste eeuw hebben, met min of meer detail, betrekking op drie Frankische expedities tegen de Bretoenen in de tweede helft van die eeuw: de eerste uitgevoerd in 753, onder de persoonlijke leiding van Pepijn de Korte, de tweede in 786 onder bevel van Audulfus 'regiae mensae praepositus', de derde in 799. Die expeditie stond onder de leiding van Wido, waarover Eginhard in zijn annalen voor het eerst spreekt over de titel 'praefectus Brittanici limitis'. We weten niets meer over Bretagne op dit moment; niet over een andere markgraaf, noch Roland noch een andere, en geen enkele activiteit, zowel tussen 753 en 786 als tussen 786 en 799.(7 p 900)
Het is niet door deze gebeurtenissen dat we mogen spreken over een markizaat, ook al moet Bretagne in bedwang worden gehouden met vestingen en expedities. De reële grens of mark was het Kanaal en de Noordzee,waar o.a. Saksen en Normandiërs altijd aanwezig waren en voor onrust zorgden, met Brittanië aan de overkant, waarbij Karel heel wat moeite had om de zeevolkeren te onderwerpen. Roeland als 'préfet des Marches de Bretagne' kan zo ook gaan over een (zee)prefect die de vijand moest onderwerpen. Had hij aan de grens tegenover Bretagne gezeten, dan moest men hem een 'marquis' (markies) hebben genoemd, een naam die in die tijd al bestond. De Franse vertaling heeft met 'comte de la marche' alleen maar voor verwarring gezorgd.
'Engel' (8) over de beroemde markgraven van Karel de Grote: ...graven van de Marken, gouverneurs van militaire grenzen en echte onderkoningen van gebieden die een defensieve gordel vormden rond het Frankische rijk.
Roeland
De dood van Roeland (Gautier(41)
De Frankische 'grensgraaf' was een goede bekende van Karel de Grote. Roeland, Hruotland, letterlijk 'Grootland' betekent zoiets als machtige landheer(ser). Waarschijnlijk was hij paladijn en volle neef van de keizer, wat historisch niet echt te bewijzen valt. De hoofdspeler van het fameuze Roelandslied (9) wordt door Einhard in zijn Vita Karoli Magni dus omschreven als: Hruodlandus britannici limitus praefectus. In West-Vlaanderen spreekt men 'grootland' nog altijd als 'hruotland' uit. 'Praefectus' was een ambtenaar van het rijk met een taak, een burggraaf. In Karel de Grote's tijd werkte Bretagne al mee (en tegen) binnen het Frankische rijk, dus daar moest hij niet meer tegenover staan. Roeland kon in een streek staan tegenover de grenzen van Groot-Brittannië. Hij bewaakte als praefectus in de 'Vlaams-Fries-Normandische' mark naast Bretagne, zijn mark tegenover Britannië. ...Vanaf zijn verschijningsvormen verbindt het Roelandslied zich heel sterk met de geschiedenis van Normandië, veel meer dan men zou denken op het eerste gezicht, tot het punt dat men zich kan afvragen of dit niet een specifiek Normandisch genre is!...(citaat, zie 52)
In het Roelandslied sneuvelde Roeland bij Roncevaux (zie elders) bij zijn terugkeer uit Spanje na een veldtocht tegen de Saracenen die, historisch gezien, eigenlijk Basken waren. In Vlaanderen bleef hij een mythisch figuur. Wanneer Gent zijn belfort bouwde, moest er een klokke Roeland inhangen die, als Roeland, waarschuwde bij naderend gevaar. Brabanters vereenzelvigden zich met Roeland. In de 12de eeuw vergeleek Raoul de Caen Robrecht van Vlaanderen en Hugo van Vermandië met Roeland en Olivier, de boezemvriend van Roeland.
Olivier
Ook Olivier, de boezemvriend en gezel van Roeland, moet zo in de Nederlanden worden gezocht. Zijn naam heeft dan niets te maken met een olijfboom, olivier in het Frans, want die groeiden niet in de Nederlanden en een olijfboom heeft in de vroegste symboliek of heraldiek van het noorden ook nooit een belangrijke rol gespeeld. Zijn naam, Olivier, is eerder geëvolueerd uit Alfheer: alf (elf) en heer (leger of heer) (10) De Ylfings waren Denen uit de Scheldestreek. (ylf komt dan overeen met wolf, want ylfings en wulfings waren dezelfde stam.) Dan heeft zijn volledige naam, Olivier van Geneven (Jeneven), eerder de betekenis van alfheer of wolfheer van het gindse (gene-jene) ven, wat niets met het Zwitserse Genève of het Franse Vienne heeft te maken. Dat ven lag misschien in de buurt van het Oost-Vlaamse Viane (Vienne 1210, een waternaam!) Vandaar dat we Olivier ook vinden als 'Olivier van Vienne'.(11) Het Ronsevaalse ligt in de buurt. Is 'eene mersch (ven) bi Roncevale' een hint? Olivier bemiddelt als afgezant van Gheraert van Viane bij koning Karel en vocht met Roelant een exemplarische tweekamp te Vianen.(50) Bij zijn dood wordt zijn ziel wordt door 'sante Michahele' opgenomen. (48) Evert van den Berg en Bart Besamusca schrijven in 'De epische wereld': Gheraert van Viane (moet de opdrachtgever van dit werk, dat teruggaat op Girart de Vienne, in het Oostvlaamse stadje Viane gezocht worden?)
De zus van Olivier en vriendin van Roeland heette Alda (Aude, Oede) de mooie (La Bele). Dat kan komen van 'adala' (adele), de edele, de vrouw van voorname afkomst. Alde kan ook 'oude' betekenen, wat zowel kan worden vertaald als 'de wijze' of als 'die met de oude godsdienst'. En Oudenaarde (Aldenarde Audenarde) ligt in de buurt van Viane en het Ronsevaalse. Kan die stad in haar thuisstreek liggen? Roeland beschouwde Alda als zijn gelijke. Wanneer ze van Karel de Grote in Aken hoort van Roelands dood, valt ze bewusteloos en sterft ze in de armen van Karel, ook al beloofde hij zijn zoon Lodewijk als vervanger.
Vertegenwoordigen Olivier en zijn zus heidense idealen? Daardoor zou het kunnen dat ze het lied niet 'overleefden'. Ook al zijn de personages misschien niet historisch, ze komen niet zonder reden voor in deze verhalen. Iedere plaats, ieder persoon, ieder voorwerp had een gelaagde betekenis.
Durendal
Roeland sterft met zijn zwaard Durendal naast zich. Karel de Grote was in de 'vals de Mauriane' (vers 2318) wanneer Roeland het zwaard kreeg van hem, in de vallei van de Morinen, midden in het rijk van Karel. De 'Maurienne' in de Alpen ligt te ver uit de buurt. De vallei van de Morinen lijkt hier het enig mogelijke alternatief, midden in het rijk van Karel. De hoofdplaats van de Morinen was Thérouanne: Terwanen. De oude naam van die plaats was onder andere Moriane.(12)
Het rijke woord 'durendal' herbergt verschillende betekenislagen.
Letterlijk vertaald betekent 'Ronceveau' misschien ook 'doorndal', wat (haast) synoniem is voor de naam van het zwaard. Het woord 'durendal/deurendal' wordt (bij ouderen) nog altijd gebruikt in West-Vlaanderen. Een deurendal is iemand die niets ontziet, die heel de weg, 'door end al' overal doorheen, of 'door een dal', 'tot op het diepste' gaat voor zijn zaak, een doordrijver dus. We vinden eenzelfde link met Vlaanderen ook later nog eens terug: De naam Perceval (13) (door de vallei) van Christiaan van Troyes (Troyes, tussen Vlaanderen en Normandië) is een letterlijke vertaling van 'durendal'. Perceval werd geschreven aan en voor het hof van de graaf van Vlaanderen, voor Filips van de Elzas (Elzaete), dat ook in het Gravensteen te Gent resideerde. Wanneer Christiaan de stad beschrijft, lijkt dat niet op bv. London maar op Gent. Het Gravensteen stond model voor de beschrijving van de graalburcht. (14) De volgende familienamen herinneren ons nog aan dat zwaard: Durondael (St.-Winoksbergen), Durendael (Warhem) en Durandal. Een 'Deurenberg' bestaat ook nog als familienaam.
Roeland met zijn Durendal (glasraam Chartres)
Ook andere ridders gaven hun zwaard een persoonlijke naam, denk maar aan Almace (almake, allesmaker, het zwaard dat alles kan) van Turpin, Halteclere (halteklaar, klaarhouder, altijd klaar om in te grijpen) van Olivier en Florberge (floberge flamberge, bloeiende of vlammende beschermer) van Reinout (Raginwald) van Montalbaen, Moergleis (moeras- of zeespeer) van Ganelon, Preciuse (precieuze, kostbare, van het latijn 'pretiosus' of precieze, dat altijd precies werkt) van Baligant ... Dat van Karel de Grote heette 'Joyeuse', wat een vertaling is van Blidebrant (Blidebrandt, blij zwaard, een zwaard dat graag zijn werk doet) een naam die nog altijd te vinden is als familienaam.
ULFBERHT
In Europa zijn meer dan 160 uitzonderlijk goed gemaakte zwaarden gevonden, die waarschijnlijk dateren tussen het midden van de 8ste en het einde van de 11e eeuw. Zij dragen een ulfberht-inscriptie. Bij de Angelsaksen en de Scandinaviërs worden ze vaak Viking-zwaarden genoemd, omdat de meeste exemplaren in Scandinavië gevonden zijn. Toch denken de meeste geleerden dat ze in het Frankenrijk zijn gemaakt. De zwaarden dragen inscriptie +VLFBERH+T . (53)
ULFBERHT
Vele beroemde zwaarden worden in verband gebracht met de smid WIELAND uit de Noorse mythologie. Maar géén van die zwaarden wordt in de sagen en legenden in verband gebracht met de kwaliteitszwaarden van ULFBERHT. Voor de ULFBERHT-zwaarden vinden we ook geen verband met de naam van Wieland of andere beroemde smeden. Vandaar dat ik vermoed dat een ULFBERHT-zwaard geen naam van de maker weergeeft, maar een eigenschap: een combinatie van de woorden wolf (ulf) en 'schitterend' of 'helder' en zelfs 'mooi' (Oudnederlands berht brecht bercht, bert... en de cognaten: Oudhoogduits beraht, Oudengels beorht, Nieuwengels bright. zie INL), schitterende of mooie wolf of wolfsschittering. (Ik denk hierbij ook aan 'Beowulf', bijenwolf of beer.) Als ik het Oudhoogduitse woord bekijk, zie ik de oorsprong (berht) meer in de richting van de Noordzee 'afdrijven', m.a.w. Noordzeewestgermaans... Omdat er meerdere zwaarden zijn met dezelfde naam kan de naam een soort kwaliteitslabel of 'merknaam avant la lettre' zijn geweest. 'Apple' is geen 'makersnaam' maar iedereen weet waarover het gaat en kent wel de naam van de stichter! Dan hoefde er op het zwaard bv. ook geen Wieland komen te staan. Men gebruikte ook beenderen bij het vervaardigen van een zwaard om het staal nog meer ter harden. Konden dat beenderen zijn van een wolf? Symbolische handelingen waren belangrijk in die tijd. Is die groep van ULFBERHT-zwaarden misschien gemaakt in het atelier van Wieland? Zo kom ik met mijn speculeren uit bij een mogelijke Frankische elitegroep waarbij de jaloersmakende zwaarden in noordelijke handen zijn terechtgekomen.
Veillantif
Ook andere zaken bestuderen we best vanuit West-Germaanse hoek. Paarden bv. waren een belangrijk gegeven in de Frankische wereld. Namen van paarden werden dus ook nooit zomaar gegeven. Zij bezaten telkens een diepere eigenschap die met de eigenaar of het paard te maken hadden.
Het paard van Roeland heette Veillantif (Valentijf), waarvan de naam wordt uitgelegd als komende van ‘vaillant’ dapper of van ‘veillant’ waakzaam. Het paard werd door Roland veroverd op de heidense koningszoon Aumes tijdens een actie om Karel de Grote te redden. Het paard kwam dus uit een heidens midden.
Mijn uitleg:
Orie flambe
Dit is de naam van de banier van het leger van Karel de Grote. Het huis van Vexin was de laatste echte drager van de 'oriflamme'. Hun geschiedenis zit verweven in de geschiedenis van Vlaanderen en de Karolingers.
Het huis van 'Vexin' is gegroeid uit dat van de 'Unruochingen'.(17) Zij waren een belangrijke Frankische adellijke familie, die haar oorsprong had in wat nu Noord-Frankrijk en België is. De Unruochingen waren verwant aan de Karolingen.
-Als eerste is er sprake van een graaf Unroc/Hunroc (Unrocus comes) die wordt vermeld tussen 802 en 814, een Frankische leider die hielp bij de vredesverdragen tussen de Franken en de Denen, en die overwonnen Saksen bewaakte naar Duitsland.
-Dan volgt Unruoch I (736?-810?) die wordt aanzien als de stamvader van de tak. Hij was graaf van Terwanen (Thérouanne), hoofdplaats van de Morinen. Hij was één van de getuigen bij het opstellen van het testament van Karel de Grote.(18)
-Unruoch II, graaf van Terwanen (780? - +voor 853) trouwde met Engeltrude en werd later geestelijke in de abdij van Sint-Berten. Hij was de vader van Adalhard (+864) abt van de abdij van Sint-Berten en van Sint-Amand, en vader van Rudolf (+892) graaf en na 874 abt van Cysoing en Sint-Vaast.
-Zijn opvolger werd Everhard (ca. 810-866), broer van abt Adalhard, een van de belangrijkste Frankische edelen van zijn tijd. Everhard werd opgevoed aan de hofschool van Karel de Grote en werd markgraaf van Friuli. Hij trouwde met Gisela, dochter van keizer Lodewijk de Vrome.
-Hun dochter Heilwig/ Heilwide trouwde eerst met Hucbald van Dillingen, graaf van Ostrevant, en daarna met Rogier I (+926), graaf van Laon. Uit dat tweede huwelijk wordt Raoul, graaf van Ostrevant, geboren. Hij werd de stamvader van het huis van Vexin.
In de 11de eeuw werd het noorden van Frankrijk gedomineerd door drie grote vorstendommen, Normandië, Vlaanderen en het gebied van de graven van Valois. Raoul IV van Valois voerde zijn dynastie naar een hoogtepunt. Hij kon zich uiteindelijk meester noemen van de Valois, Vexin, Tardenois, Vermandois, Montdidier en van het graafschap Amiens. In 1074 werd hij opgevolgd door zijn zoon Simon van Valois, die uiteindelijk in 1077 binnentrad in een klooster in Bourgondië. Hij had geen zonen of broers en daardoor viel zijn uitgestrekt vorstendom in stukken uiteen. De Franse koning kon zich meester maken van de Vexin en de voogdij van de abdij van Sint-Denis. (19) De oriflamme werd zo eigendom van de koning en Frankrijk. Op dat moment was Suger (Sigiers?(20) uit Sint-Omaars abt in Saint-Denis.
De 'orieflambe', later gespeld als 'oriflamme' of 'auriflamme', laat men uit het Latijn komen: aurum, goud en flamma, vlam, wat men dan omschrijft als een rode vaan met gouden zon en vlammen.
De oudste attestatie is te vinden in het Roelandslied:
Gefreid d'Anjou portet l'orie flambe
Uit het Stavelot triptiek (21): Constantijn met groene banier, 12de eeuw (Pierpont Morgan Library)
Karel de Grote ontvangt de groene oriflamme, 9de eeuw (San Giovanni Rome)
Tekening van een verdwenen glasraam uit Saint-Denis, naar Montfaucon.(22. )
(Merk de gelijkenis met het Stavelot triptiek)
Constantijn ontvangt de rode oriflamme (San Giovanni Rome)
Ik heb problemen met die Latijnse uitleg, want 'auri' en 'orie' liggen te ver uiteen en in 'flambe' zit een 'b' te veel. Die 'b' in flambe is niet zo moeilijk. In het Oudnederlands hebben we tal van woorden waar zo'n 'b' stond die nu is weggevallen.(23)
Het woord 'orie' heeft in onze taal een oude geschiedenis. Het Oudnederlandse woord 'orie' betekent erfrecht van geslacht tot geslacht. In West-Vlaanderen vragen nieuwsgierige (oudere) mensen nog altijd: 'Van welk 'n orie van volk is hij?' Wat zoveel wil zeggen als 'Is hij van juist, goed volk?' Diegenen die de 'oriflamme' hadden, waren dus ware erfgenamen van de vlam, die later verchristelijkte tot het Licht, Christus.
De oriflamme was wellicht een geschenk van de toenmalige paus aan Karel de Grote. Het goud in de vaan was een goddelijk kleur. Wodan stond symbolisch vanaf nu zijn kleur en macht af aan de Roomse God. Karel de Grote zag zich als een keizer over het Roomse rijk, een opvolger van Constantijn de Grote, die in 313 de christelijke godsdienst aanvaardde. De rode banier die Constantijn 'ontving' van Sint-Pieter werd groen en veranderde van naam, van 'Romaine' naar 'orieflambe'. Ze veranderde weer naar rood wanneer ze Frans werd. Karel de Grote had dus een groene orieflambe. Het verfransen kostte de vaan haar kleur, naam en bestaan. Het werd 'Montjoie'.
In de Duitse versie is alleen te horen van de 'orie-flambe' (Godfried nam de vaan met vlammen van goud, vers 7895 e.v.) terwijl in de Franse versie de overgang naar Montjoie beschreven wordt. (vers 3095 e.v.) In de kroniek van Froissart (einde 15de eeuw) toont men ons in een prachtige miniatuur de veldslag op de Goudberg te West-Rozebeke.(47) De 'oriflamme' was toen al lang 'Montjoie' geworden. Maar 'montjoie' komt van het Germaanse 'mond-gouwe' en betekende nog steeds 'verdediger van het land' iets wat onrechtstreeks de 'orievlam' ook deed. Monjoie of munjoie kan ook eenvoudigweg 'mungouwe' betekenen: Mun, Normandisch/Vlaams voor 'mijn'. Mun gouwe! Mijn land! Kort en bondig, wat een normale strijdkreet moet zijn.
In het miniatuur tonen de Fransen de oriflamme op het slagveld, als om de overwonnen Vlamingen te jennen. Frankrijk eist met deze miniatuur de erfenis van Karel de Grote op.
Slag van West-Rozebeke
Op 13 januari 1188 kwamen te Gisors, Filips Augustus II, Hendrik II van Engeland en Filips van de Elzas, graaf van Vlaanderen, bijeen om de derde kruistocht voor te bereiden. Ze kwamen overeen om de verschillende groepen uit elkaar te houden door ze elk in hun eigen kleuren te laten strijden: De Fransen hadden keel (rood), de Anglo-Normandiërs zilver (wit) en de Vlamingen sinopel (groen). Vlaamse Saksen die in de Middeleeuwen via Duitsland in Roemenië zijn terechtgekomen (zie bij Normandië, Saksen) waren herkenbaar aan hun groene ingangspoorten. (24) Zelfs in de 20ste eeuw is een Vlaams-Saksische boer, pachter van een 'Friese' bergschuur, fier op zijn 'groene' deuren volgens de oude traditie.(25)
Is het dan eigenaardig dat de 'oriflamme' eerst in het groen bestond voor ze vervelde tot rood wanneer ze 'Franser' werd? De groene Vlaamse kleur beschrijft Konrad (9) ook, maar in de Franse versie was het al veranderd in een rode kleur. Konrad spreekt bij de kleuren van de vaan alleen van gouden vlammen: sine flammen waren guldine. (v7898) Volgens Froissart is de oriflamme voor de laatste keer gebruikt op de slag van Azincourt (1415), elders staat dat het West-Rozebeke was. (26) Voor de volledigheid moeten we ook vermelden dat de blauwe kap van Sint-Maarten, de koninklijke standaard van de Merovingers, ook zijn betekenis verloor door die rode oriflamme van Saint-Denis.(27)
Oude Franse postkaart
We zitten hier met een historisch vraagstuk: Konrad insisteert heel sterk op 'het Gouden Vuur', goud en niet rood zoals in de latere Franse versies! Hij vermeldt ook Sint-Pieter, zoals in de oxfordversie. Dat bewijst met zekerheid dat Konrad niet was geïnspireerd door het 'vexillum sancti Dionysii' dat koning Louis VI in 1124 van het altaar nam van de basiliek van Saint-Denis. Was dit vexillum dan wel de Karolingische orie flambe? Suger heeft volgens Hibbard (22) de naam 'oriflamme' niet gebruikt en het is maar na de dood van Suger en koning Louis VI dat men de banier van Saint-Denis, het vexillum, als oriflamme herkent! Hibbard beweert (p 491) dat het 'in het scriptorium van Saint-Denis' is geweest dat het epos van Roeland politiek is herwerkt. Het scriptorium van Saint-Denis komt hier naar voor als herschrijver van de geschiedenis in opdracht van het Franse hof. Kan de oriflamme daar van zijn Germaanse, zogezegd barbaarse wortels zijn ontdaan door de heersende Franstalige elite? We moeten de manuscripten uit Saint-Denis dus met de grootste omzichtigheid benaderen omtrent hun waarheidsgehalte.
Het Roelandslied
De beroemdste middeleeuwse epische verhalen in West-Europa zijn in het Frans geschreven. Als men echter ontdekt hoeveel 'Nederlandstalig' (Germaans) materiaal er nu nog als substraat uit het Normandisch en vroege Frans kan worden gehaald, moet er in West-Francië, met Normandië, een periode zijn geweest dat het Germaans (Oudnederlands, Saksisch, Fries...) er de cultuurtaal was. Vlaanderen was niet ver weg. Normandië en Vlaanderen waren ooit buren.
Karel de Grote liet alle bekende Frankische liederen opschrijven om te behouden.(28) Maar er is niets van bewaard.
Vanaf de opvolgers van Karel de Grote moesten de Frankische verhalen alleen als een Franse aangelegenheid bekend blijven. Wat was er gebeurd met de verhalen van voor de 10de eeuw toen de Germaanse teksten vanaf Lodewijk de Vrome duidelijk verboden werden aan het Franse hof? Liet Lodewijk alle originele Germaanse culturele geschriften verbranden of vertalen? Door zijn politiek is weinig Nederlandstalig materiaal overgebleven. De Germaanse overleveringen in dat vroege 'Frankrijk' werden omgesmeed tot Romaanse verhalen die pasten in de politiek van Parijs. Het uitlachen van Rollo ('Bigot', zie bij Normandië) was een kantelmoment in die geschiedenis van de Germaanse taal. Dat verfransen ging echter niet zonder slag en stoot. Veel taalwetenschappers en historici van hier en nu durven in dit verband hun nek niet uit te steken wegens behoudgezindheid en angst voor discussies binnen hun cirkels. (28)
Er werden in het noorden ook ridderromans in het Middelnederlands geschreven, maar zij waren voor een ander en nieuw publiek. De Franse epiek paste bij de hoge hofadel en zijn omgeving, de latere Middelnederlandse bij de lage adel en de gegoede burgers die dichter bij het volk stonden en die zich langer aan hun eigen taal hielden.
Het Franstalige Roelandslied (o.a. de Oxfordversie) is kort na 1100 opgetekend. Het 13de-eeuwse Middelnederlandse Roelandslied was maar een poging om de Franse versie te evenaren. Wellicht wist men toen al niet meer dat er lang geleden misschien een andere en betere Germaanse versie had bestaan. De bewaarde versie van het Middelnederlandse Roelandslied blijkt de Franse versie als bron te hebben gebruikt, maar de Franse versie is duidelijk schatplichtig aan een oudere Germaanse bron. Hopelijk vinden we nog fragmenten van de oudste Germaanse versies.
De monnik (van) Turold, schrijver van het Roelandslied in het Francien, spreekt over zijn bron:
vers 1443:
Bij de latere Middelnederlandse teksten valt op dat ze toch een zelfstandigheid willen tonen tegenover de Franstalige parallelle verhalen. Het bewustzijn groeide langzaam en de teksten werden eigengereid. Jacob van Maerlant creëerde Middelnederlandse verhalen waarin hij werken uit de Franse cultuur vertaalde. Toch bewijst Ben van der Have (30) dat van het Nederlandstalig corpus van 500 000 verzen uit die tijd er nog maar 30 000 over zijn, wat moeilijk is om een algemeen beeld te krijgen van onze literatuur in die periode.
Oorsprong
Het Roelandslied werd misschien in zijn oudste versie in de abdij van Torhout geschreven door Domlinus (Dom Linus?) van Torholt.
Adam van Bremen omschrijft het klooster van Torhout als een zeer edel klooster. Het lied kan via de abdij op de Mont-Saint-Michel in Normandië bekend zijn geworden. Meinhard die de abdij hervormde, kwam uit Gent, misschien samen met monniken uit Tur(h)old-Torhout, een naam die pas dan in Normandië bekend raakte. De 'Torold' van het chanson laat duidelijk zijn affiniteit merken met de Mont-Saint-Michel.
In het jaer 631 heeft in Vlaenderen ook het waer Geloof gepredikt eenen geleerden man geheeten Domlius, inwoonder van Thoraut,welke Stad alsdan seer bloeyende was. (31)
Domli(n)us/Domlins als naam voor een Torhoutenaar bestond dus al in de zevende eeuw.
Het is Bavo die een priester, Domlin/Domlinus uit Torhout, bij zich laat roepen, uit het zeker voor 980 geschreven Vita Bavonis. (32) Kan die Domlinus uit Torhout (Turold) ook de auteur van het Roelandslied zijn geweest? Berger (33) legt uit dat we voor Turold, Torold moeten lezen.
Bij Pfaffe Konrad wordt Roeland als Vlaming beschreven: Hij voert een gegraveerde leeuw op zijn gouden schild:
Rolant der milte.
ain lewen furt er an sìnem Schilte.
uzer golde ergrabin.
ia ne chan iu nieman gesagê. (vers 3985)
Later zal die leeuw evolueren naar 'keel' op 'goud' en zitten we weer in de streek van Olivier (zie hoger): Het schild van Roeland is afgebeeld in het vroegveertiende-eeuwse 'Haagse' handschrift van Jacob van Maerlants Spiegel historiael, volgens recente inzichten, schrijft Kuiper (49), vermoedelijk te Gent geschreven in opdracht van het geslacht van Gavere, gelegen aan de Schelde tussen Gent en Oudenaarde. Zij voerden dat schild vanaf 1279, met een zwarte kartelrand er bij en beroemden zich erop dat een verre voorouder dat te Roncesvalles uit handen van Roeland zelf had ontvangen.
Volgens een oude stelling, voor het eerst naar voren gebracht in 1884 door Pio Rajna in zijn 'Origini dell'epopea francese' , dateren de 'chansons de geste' uit de Germaanse periode (34) Dat die Germaanse versie ouder moet zijn dan de Franse komt duidelijk naar voor in volgende geschiedenis: In den selven tyd (980) wierden de Hongaeren tot het Christen Geloof bekeert door het prediken van den H. Adelbertus en hunnen eersten christenen koning was Stephanus genoemt. (35) Het lied moet dus voor 980 al hebben bestaan, veel vroeger dan de vroegst gevonden Franse versies.
Konrad vermeldt nog dat hij zijn werk vanuit het 'Franksisch' naar het Latijn en vervolgens naar het Duits heeft vertaald. Hij spreekt altijd over Franchen, Francken en het Francriche (Frankenrijk), niet over Fransen. Was dat Franksisch dan Frankisch, Germaans of Francien, Romaans?
in franczischer zungen.
so han ich iz in die latine bedvungen,
dannen in di tutisken gekeret. Konrad (vers 168)
De Franse versies zijn een schoolvoorbeeld van hoe een cultuur een andere overwoekert. Alles wat maar enigszins Germaans, Vlaams rook werd verbannen uit het verhaal. De culturele wurging was gestart. Er zijn voorbeelden genoeg om aan te halen. Gelukkig kunnen we de tekst ook in lagen lezen of geschiedenissen er rond bestuderen en vinden we op die manier nog resten van de eerste Germaanse versie.
Mont-Saint-Michel
Vooreerst kunnen we de relaties tussen de Mont-Saint-Michel (Lees ook bij Le Mont Saint-Michel) en Vlaanderen in de tijd dat het eerste Roelandslied floreerde wat nader bekijken. Meinhard, die van de Gentse 'Bavo' naar de Normandische 'Michiel' verhuisde, kon tussen de vele meegebrachte manuscripten zeker iets over Roeland bij zich hebben.
Gent was in de 9e eeuw heel belangrijk, ook voor Lodewijk de Vrome. Einhard, de biograaf van Karel de Grote, werd daar tot abt van twee abdijen benoemd. Door de vernielingen van de kerken en abdijen door de Northmanni en doordat veel monniken in de 10de eeuw de strenge regels niet meer zagen zitten, zorgde dat voor grote hervormingen binnen de kerk. Men wilde niet laten betijen! In de Mont-Saint-Michel kwam uit Vlaanderen een zekere Meinhard (Meginhard, Maynard, Mainard, Mainardus...). Hij was een monnik van Sint-Pieters op de Blandijnberg te Gent en leerling van Gerardus van Brogne (36). Meinhard, geboren in de tiende eeuw, stierf op 16 april 991. Hij was eerst abt geworden van St.-Wandrille te Fontenelle in 959/960 en kreeg toestemming van hertog Richard II om de abdij te hervormen naar Gerards ideeën. Eén van zijn verwezenlijkingen was het herstellen van de kerk, de slaapzaal en de eetzaal. Volgens de traditie, beschreven in de 'Inventio' (37), vertrok hij naar de Mont-Saint-Michel. De Inventio vermeldt dat de hertog hem naar de berg deed vertrekken. Hij zou op de berg, samen met 12 monniken, een nieuwe abdij stichten volgens de regels van Benedictus (965-966). In de schriften komt hij naar voor als Saks of Normandiër, een Saksische Normandiër dus, zoals er veel waren. (38 Meinhard bracht van alles mee uit Gent, manuscripten, charters, voorwerpen, relieken...en natuurlijk zijn nieuw 'huisreglement', de regel van Benedictus. Onder de meegebrachte manuscripten zat misschien wel een Germaanse versie van het Roelandslied.
De Brabantse hertogen wilden hun Karolingische afkomst in de verf zetten. Roeland was voor hen een Brabanter als neef van Karel de Grote en als kleinzoon van Pippijn. Het verhaal van Roeland en Olivier werd er voorgesteld als een Brabantse gebeurtenis. Jan van Boendale aarzelde niet om het roelandverhaal te vergelijken met de slag der Gulden Sporen. Voor 14de-eeuwse Brusselaars was het verhaal een inheemse geschiedenis. (30)
Willem van Malmsbury laat ons weten dat men een Roelandslied zong in 1066 in de periode van de slag bij Hastings. Ook Wace verkondigt dat. Het Roelandslied werd gezongen toen Willem de Veroveraar in 1066 vertrok en de abdij steunde hem met onder andere zes goed uitgeruste schepen en misschien met de psychologische hulp van het Roelandslied, dat onder andere heel waarschijnlijk bij zijn huwelijk met de Vlaamse Mathilde werd gezongen. Hebben de Westelijke Saksen die Roeland ook niet bekend gemaakt in het oostelijke Saksenland dat nu nu Duitsland ligt? Denk aan de vele roelandbeelden op de marktpleinen.
Bij de dood van Roeland vermeldde Turhold de Mont-Saint-Michel (v.1427-1430) als één van de grenspunten van het Frankenland. Wanneer men in de verzen de dood betreurt van Roeland dan duidt de auteur eigenlijk met zijn zuid-noord en oost-west as het gebied aan waar men de oude taal sprak.
E terremoete ço i ad veirement :
De seint Michel del Peril josqu'as Senz,
Des Besunçun tresqu'as de Guitsand,
Non ad recet dunt del mur ne cravent. (39)
...Van Saint-Michel tot Heiligen (Xanten)
Van Besançon tot de haven van Witsand (Wisssant)...
In de 12de eeuw vergeleek Raoul de Caen Robrecht van Vlaanderen en Hugo van Vermandië met Roeland en Olivier: Men zou zeggen dat Roeland en Olivier teruggekomen zijn als we de graven zo bezig zien met lans en speer. (40)
Zoals bij Wace (Le roman de Rou et des ducs de Normandie, 12de eeuw) blijkt dat we het Oudnederlands als substraattaal, als bij een palimpsest, te voorschijn kunnen krabben, of toont de tekst evoluties van Nederlands en Normandisch die parallel verlopen.
Oudnederlands substraat
De, in de Franse versies gevonden woordenschat die volgt, kan het verdoezelde Diets, Vlaams, Fries, Saksisch, Normandisch... karakter niet loochenen. Het is dus oppassen geblazen met woorden die voor het eerst in het Frans werden geattesteerd in het chanson de Roland. Er bestaat een ernstige kans dat ze eerst Germaans waren. Een bijkomend probleem is dat de meeste geleerden te huiverig staan tegenover een Germaanse dominantie in die tijd, en consequent altijd de invloed van het Latijn op het Germaans en op het Frans willen benadrukken. De vraag is of dat vol te houden is. Wanneer een woord in het Latijn eerst verschijnt in West-Europa, dan is de kans even groot dat het Latijn dit uit het Germaans haalde, dan omgekeerd. De Franse geleerden kennen als Germaans haast alleen Hoogduits, wat in het westen van Europa niet voor de hand ligt. Zij zijn daarin waarschijnlijk geholpen door hun Duitse collega's die hetzelfde voordeel van 'grote taal' uitspelen. Enig voorbehoud is hier dus op zijn plaats. Uiteindelijk kunnen we het Indo-Europees als vergelijkingsbasis gebruiken, zonder automatisch het Latijn of Grieks daarvoor te nemen. Het is niet omdat bv. het Latijn meer werd opgeschreven, dat het (West)Germaans niet bestond.
Het resultaat van een West-Germaans substraat hieronder is nu nog voorlopig maar volgens mij toch al indrukwekkend en overtuigend genoeg.
Cursief staat voor de courante uitleg, gevonden in de gebruikte bronnen.(41)
a, ad at
heeft (West-Vlaams īt, ad/at is 'had')
aate
Du nordique at (?)
haaste (haast)
abandunet
'bandun' (banden). Synoniem met 'bannus', van 'ban' en 'band'
Aller à bandun, à sun bandun: gaan op zijn eigen manier, volgens zijn eigen wil.
abandonner (laten, verlaten), van ontbannen, verbannen
abat
Van het Latijn abbatĕre (abattre)
van het Normandische batte (buigzame stok in balspel)
Van 'batte '(stok) batten (slaan) batteren (vechten: herhaald slaan)
Batten (de bat gebruiken) wordt door invloed van het Engels nu als 'betten' uitgesproken.
Het Franse 'battant' betekent dan 'battende'.
Acelin
Citaat: Naimes li dux e li quens Acelin
Varianten in de Franse taal: asselin, aslin, asselein, asselain, aselin...
Als naam wordt de betekenis meestal uitgelegd als 'nobel'.
Germaanse naam met enkele mogelijke uitleggen:
-nobel (meest aangehaalde uitleg)
-'ase' + diminutief: kleine God
-'Azzo' (persoonsnaam) + diminutief: kleine Azzo (nobel door geboorte)
-aske as esch...(es, essenboom) + diminutief: kleine speer
adeiset
raakt aan, van aanraken, raken
Frans adeser: aanraken
deizet, van het West-Vlaamse deizen, een deizeke geven: strelen
en deizen 'deinzen', trekken en rukken
adouber
zie aduber
adub
militaire uitrusting
dubban: slaan
aduber adouber
dubban, slaan
adubez
zn. van aduber
agiez
gaisa, gaize, speer
voorloper van 'ger', speer
ahan
uiting van pijn
ach, gevoelsuitroep, pijnlijke zucht
achen: weeklagen, uitroepen van de pijn.
ainz
zie einz
alde
oude, wijze
Alda: naam van de verloofde van Roland
Aleman Alemans
alle mannen
algier algeir, algiez
zie ook agiez
al en ger: alles om mee te vechten, steekwapen
Almace
al-make (allesmaker) bruinmetalen zwaard van Turpijn
Almaris
Almare Almere
-Reis Almaris del regne de Belferne (vers 811) (koning van de hele zee, of de open zee?)
-Cil tient la tere entre(s)qu'à Scaz marine (vers 956) (ook: à la marine)
Wordt in het lied (en elders) als synoniem gebruikt voor 'zee, kustgebied, strand'.
Almere komt op kaarten voor als naam voor een zeegebiedsmoeras in Frans-Vlaanderen bij Sint-Omaars en als binnenzee in Friesland.
alne
van elle, voorarm, maat
alques
enkele, elke, elkeen
alter
van het Latijn altare
altaar, alter, outer, alter: Vlaamse variant van het Latijnse woord
Het Frans werd 'autel'.
angele angle angles
Latijn angelus
engel engele engels
Het Frans heeft 'ange'.
Antelme
naam van een baron
elme: helme, helm
Aoi
staat in de marge geschreven na menige strofe. De Normandische uitspraak is eerder 'aoué' volgens Robinson (42) wat hij uitlegt als verwant met het Engelse 'away' (vooruit, op weg). Het staat mijns inziens even dicht bij een uitroep in het Nederlands: Owi! Owee! (een uitroep van blijde verrukking) of Ach wee! of Owi! (Hè!) of O! In het 'Leven van Lutgardis' lezen we: 'o wi! hoe wel der Godes brut bequam die feeste …, dat si dar horde onder die silen!' (INL) In West-Vlaanderen werd 'wai' (waai, wel, ha) gebruikt om een uitspraak, verklaring of mededeling kracht bij te zetten. (INL) Wellicht heeft dit dezelfde oorsprong.
apostles
Latijn 'apostolum'
apostels, het Franse 'apôtres' is anders geëvolueerd.
astet
haastig
Atuin
persoonsnaam 'atwin' (ato-win), felle vriend
attacher
van tak, staak, steken (vaststeken, vastmaken)
Baldewin
bald-win: moedig-vriend
s'esbaldissent : ze maakten zich bald, moedig
baldur
balder, moedig
Baligant Beligandus
beli-gand: witglanzende (tover)staf
balz
balds: moedig
bancs
bancs: banken
banie
ban banne
barant
zie brant
barge
barge
barun baron
ber bers (beren, moedig als beren) zie 'ber'
batent zie ook abat
vechten (slaan met een batte, stok)
Baviers (Baiver, Beieren?) et Saisnes.
Ik houd het bij Bavay en Saksen, samen in de buurt.
ber (van ber, beer: moedig) li bers (lijk bers, zoals de beren, moedig)
In het Latijn en het Frans werd dat baro en baron.
Op het wapen van de provincie West-Vlaanderen zijn de wapendragers een beer en een leeuw. De Saksen hadden o.a. een beer als symbool. Net als de leeuw stond dat voor moedig en sterk. Hoeveel van onze edelen liggen er op hun praalgraf niet met een beer (of een leeuw) aan hun voeten? Ook de 'Duc de Berry' (let op de naam) ligt op zijn praalgraf met een beer aan zijn voeten. De Franse gids kon bij mijn uitleg over 'beer' niet meer volgen. Voor haar was het een abstract symbool voor 'moedig'.
Familienamen Berrier Bery Berry: van 'ber' en 'hari', beer en leger (43) of van 'ber' en 'wir', beer en vechter (44) Allebei willen ze een moedige kerel aanduiden. Maar de stap met 'beer' is nodig om het te begrijpen.
Berenger Berengers Berengier
beren-ger: beren-speer
Bevon
Germaanse naam
bières
doodskisten
van 'baar' of 'bare'
Biterne
naam van een stad
West-Vlaams 'bitterne': bittere bitteren (?)
blanc
blank
Blancandrin
De naam uit het lied dat kan staan voor 'blank en rein'.
Zo'n Saksische naam komt bv. ook voor bij een andere dichter van de Mont-Saint-Michel, Henri d'Avranches, 'archipoète' van de Engelse koning Henri III, waar hij in de 12de eeuw de naam van monnik Blancpain laat 'versaksen' tot Blanken-payne (Blank-pain), een woord dat duidelijk affiniteiten heeft met 'Bancandrin'. In zijn boeken gebruikt hij Germaanse stijlkenmerken (o.a. alliteraties) die aantonen dat hij het Germaans machtig was. (45)
Het lied wordt onwaarschijnlijk indien de Blancandrin-episode niet zou voorkomen in de vroegste versies. Blancandrin wordt in het lied beschreven als de wijste van de heidenen en een goede en waardige ridder, ongewone karaktertrekken bij het beschrijven van een Saraceen en perfect passend bij zijn naam: hij wordt aangeduid als een West-Europeaan (blank) en als mens zonder zonden (rijn).
blancher blancheier
blanken (verbleken)
blecet
geblest, zie blessen
geblutst (gekwetst)
bles, blesser
bles, blese
blessen: wit maken.
Een blessaert was een paard met een witte bles.
blesmir blesmie
blessen, kwetsen: wit maken, verbleken door gekwetst te zijn of te kwetsen
blet blé
blad blade: koren
blialt
volgens Larousse uit het Germaanse 'bliaut', kledingstuk onder de maliënkolder
bloi bloie
blauw
blond blund
blond blunt blunde: geschikt
Zichtbaar (uiterlijk) geschikt om er bij te horen.
Familienaam: Gerard Blunde
bois
van bosc: bosch, boske, bosje (groep bomen)
boissun
bosjen (klein bos)
Borgoigne Borguignons
Bourgondië Bourgondiêr
buri/beur-gond: zoon of telg van de krijger
borc bourg
burg
bosuign
Uit het Volkslatijn 'sonium' en de Germaanse wortel 'syn' (Gautier)
beswigen, bezwijgen: doen zwijgen, in slaap brengen, in de betekenis van verzorgen.
bouter
botten (slaan)
Frans: frapper
Bramimunde, Bramidonie.
Bij Konrad: Brachmunt en bij Turold: Braakmond.
Haar naam toont een negatief kenmerk, waarschijnlijk omdat ze met die naam nog een heidense was. Zie ook Jurfalet.
Braquemont (brakemond) ligt aan zee in Normandië.
In Normandië bestond 'Braquemond' (met een d) als familienaam.
brandir
met het zwaard (brant) vechten
branler
brandeler brandeleer, brandijzer
Familienaam: Van de Brandeler
brant
brand, zwaard
bref brief
brief
Latijn had voor brief 'epistola' dat in het Frans 'épitre' werd.
Brief staat hier niet echt voor 'bref' (iets van korte duur, Latijn: brevis).
briset
berst, van bersten birsten (barsten)
brochet
brokke, brokje, gepunte brok
brohun
brune bruine bruin (beer)
bronie, broigne
brunnia brunia bronne: borstharnas
bruill
brogil, bril, brul, bruel, broel bruil bruul briel
Verwant met Oudfrans bruel briel. Misschien uit het Keltisch via het Latijn.
Het valt wel op dat het toponiem vooral te vinden is waar Germaans wordt of werd gesproken, wat de mogelijke Keltische en Romaanse oorsprong verzwakt.
Frankrijk: Broil, Merville, Bruille-lez-Marchiennes, Bruille-Saint-Amand
België: Brielen (Brielen, Ieper, Komen, ) Den Briel bij Hechtel, Bruel bij Sint-Truiden, Briel/Brielle (Baasrode, Gent, Gijzenzele, Haaltert, Hamme, Olen, Templeuve, Nevele, Komen) Brielgat (Rumbeke) Bruul (Bierbeek, Borst, Denderbelle, Doornik, Duffel, Grazen, Herderen, Kortrijk-Dutsel, Leuven, Lovenjoel, Mater, Mechelen, Merksplas, Oudenaarde, Oostmalle, Ronse, Sint-Pieters-Rode, Vliermaal) Bruulbergen (Oostmalle) Broeltorens (Kortrijk)
Nederland: De Breul (Zeist) Den Briel, Bruul bij Vollenhove, Bruilweering (Groningen) Briltil (Zuidhorn) Brullenbeek De Brul (Norg)
Familienamen: Breul, de Breul, Van den Bruul, van de Brule, Breughel
Bruise
Naam van een stad.
Brix?
De oude adelijke familie 'de Bruce' komt uit Brix, maar hun oudste naam staat geattesteerd als 'Bruis'. (zie bij Normandische adel, elders op deze webstek)
brun
West-Vlaams brun, bruin
brunie
zie bronie
bruns
bruin
bruns
de bruns: de bruinen (heidense stam)
buele
beuling, ingewanden
caables cadables
uit het Latijn 'cadaphalus' (oorlogswerktuig, katapult)
Kabel
Kabel: Uit het Volkslatijn 'capulum' in het Frans 'chable, cheable, chaable, chablis chabler. Door het noorden (Vlaanderen, Picardië en de zeemanstaal) is het in het Frans 'cable' geworden.
kabels of oorlogstuig met kabels
calt chalt chelt
calt, van callen: spreken vertellen
In het West-Vlaams is dat 'couten' geworden.
calz
van calidus: warm
zie chald
cambre
van het Latijn camera
camere, kamer.
Het Frans kwam uit bij 'chambre'
camp
kamp
campium, champion
kampioen (overwinnaar in het kamp) kampen
cape capelle
Uit het Latijn cappa cappella.
Verwant met het Nederlands kappe kapelle.
Het Franse woord staat wat verder met 'chape' en 'chapelle'.
De 'kapelle' was de plaats waar de 'kappe' (mantel) van Sint-Maarten vereerd werd. Later werd dit woord algemeen: kapel.
capelers
kap van de maliënkolder
capler
van kappen en kappelen (slaan en herhaald slaan)
caples
kappels: de verschillende kappen, slagen
carbuncle
Latijn: carbunculus
Nederlands: carbunkel, karbonkel, wat dichter staat dan het Franse écarboucle.
carre, char (van kar, West-Vlaams: karre, daarvoor misschien uit het Latijn carrus)
care carres
West-Vlaams karre, kar
inhoudsmaat: een karrevol: de lading van een kar. (zoals een handvol)
carettes charette
karretje
Carles
Karle, Karel, kerel
castel chastels
Latijn castellum
Het woord 'Kasteel' staat nu nog dichter dan het Franse 'château'.
chald sanc
Vertaald als 'warm' bloed
Verwarring tussen koud en warm.
Zie ook 'chalt' en 'chalz'.
Misschien is hier verwarring tussen 'calde' (koud) en 'calidus' (Latijn voor warm).
Ik denk bij 'chald' eerder aan koud bloed zoals 'iemand in koelen bloede vermoorden'. In het Frans was een 'chaude attaque' een vuur om de koude te verjagen (niet de warmte!). 'Chaude-pisse' was dan eerder 'Coude pisse' van ons Nederlands, in plaats van het in de Larousse staande 'warme-pis'.
chalt
warm
Ne li chalt (Il ne s'en soucie point: Het houdt hem niet bezig ) (Gautier)
In het Nederlands zegt men: Het laat hem koud!
chalz
Calidos, warm (zie bij chald)
'granz chalz e granz freiz' (veel warmte en veel koude) verdragen: kan ook staan voor 'grote koude en grote friste' verdragen. Dan zitten we hier met een 'accumulatie' als stijlfiguur.
champ
kamp
Clavers
Heidense stam
Clavers: klauteraars? (van claveren, klauteren) of 'klaver'kwekers?
cleim cleimt cleiment cleimet
claim claimt, opeist opeisen
Climorins Climborens
Heidense stam
Klemmeren? Gebruik van het frequentatief van klimmen (klemmen climmen climben): Het volk dat zich stevig vastklemt aan iets, dat zich hecht aan zijn grond?
coiffe
van kofie
Larousse haalt het uit het 'kufia', ijzeren kap
Gautier schrijft 'kuppa, kuppha' (Hoogduits) dat het volkslatijn heeft geleend met 'cofea cuphea'.
cous
koks
crignels
Uit het Latijn crine (haar)
Misschien meer verwant met 'kringels', krullend, golvend haar.
croce
kruis
Verwant met 'kronkel' en 'krul'.
'Croce' (crooc croke) betekent ook 'krullend haar'.
crollée
crollen krullen
crosse
Verwant met 'crusen' kruisen, vechten, zoals de degens kruisen.
cruisir
gruizen: tot gruis laten worden: vergruizelen
Gauthier laat het komen uit het Gotische 'kriustan', kraken.
crute
Latijn cryptam
van crochte, grot
cuard cuart
Van het Latijnse 'cauda', staart, van de hond die met zijn staart tussen de benen toont dat hij angst heeft: lafaard
Het Nederlands heeft 'cuwart' (lafaard) dat men uit het Oudfranse 'couard' haalt. Het Engels heeft 'coward'.
kontwaarts, kotwaarts: afdruipen met de staart tussen de benen, de kont of het kot.
culvert
misérable (van het Latijn collibertus?)
culvert, geculvert: gecastreerd.
Cullen: snijden castreren. Een culpert, een paard met 'cullen'.
'Kullen' in het West-Vlaams betekent nu 'plagen, kwellen, foppen'.
Misschien verwant met het Latijn 'coleus'.
cunreer
zie cunreid
cunreid
Voorbereiden, wapenen. Van het Germaanse 'raidjan' (in orde brengen)
geriden gerijden berijden gerijd berijd: klaar maken om te berijden. Letterlijk 'canrijd': tot het kan rijden
Verwant met gereed, bereid, gereide (zadel)...
cuntremunt
Letterlijk: tegen de munt (mond)
damner
doemen, verdoemen
Daneis
Dani's, Deens
Danemarche Denemarche
Dania-marcha: pays-frontière (grensland)
Daniemarke: grensland van de Dani, Danen.
dard darz
Uit het Hoogduits 'tart' en het Angelsaksische dar'dh. (Gautier)
Oudnederlands *darod of *daroth (daart, daert: speer), verwant met het Engels dart. Ook in Noord-Frankrijk in 1080 teruggevonden (zie INL).
dehet
pijn misnoegen
Van het Noordse 'heit': belofte, verlangen.
dehet, de hit (hitte hette heit): de hitte
heet: bevel
heet (zijn): niet kunnen verdragen, onaangenaam
heet: koortsgloed koortshitte, brandend gevoel
del quir
del quir e del peil
letterlijk te vertalen uit het Vlaams: met huid en haar: helemaal
desguarnie
dis + Germaanse 'warnon'.
warnen wernen weren: weerstand bieden, beletten, weigeren
desherbergent
dis + herberge
herberge: het kamp waar het heir of leger 'geborgen/verborgen' en dus veilig was
met 'dis' erbij werd de legerplaats dus afgebroken
drodmund
soort schip
Van het Scandinavisch 'drômundr' of het Hoogduits 'dragmunt'
drade (vlug) en mond (beschermer): vlugge beschermer?
Drudmond (Thruthmund) betekent dan weer krachtige beschermer.
Droun
Mannelijke naam
Uit het Hoogduits 'Drogo'
Drogo, droege, verwant met dragen
drud
vriend
Van het Gotisch druds en Hoogduits drûd: vriend, vertrouweling favoriet
Oudnederlands Druit: drut thrut drude drute: vriend, geliefde, dierbare
Durendal
De naam van het zwaard van Roeland.
Durestant
Staat in het lied als een homoniem met 'Dorestad'.
e
van het Franse 'et' of het Vlaamse 'en'
E!
Uitroep
einz
Van het Latijnse 'ante' (met que)
eens vooraleer (dat)
elme helme
helme helm
en
in en
wellicht ook in de betekenis van 'hij', zoals in het West-Vlaamse 'en ziet', hij ziet.
enbrunc
in bronc: in somberheid; met neergeslagen ogen, hangend hoofd, benevelde blik
bronken: pruilen
enbruchet
gebronkt
Engelers Engelier Engeliers
Germaanse naam
enguardes
Van het Duits 'warten'
in warde: op wacht
enhaitet
heet maken voor iets (nu: warm maken voor iets)
enheldie
helt held : heft of handgreep van een zwaard
enrenger enrengier
Van het Hoogduits 'hring' (cirkel)
ringen (ringeren): in ringen gaan staan (volgens rang?)
rengeren, rengeeren, rangeeren
enz
in, binnenin (enz en)
errer
van erren, missen
esbaldissent
zich verheugen
s'esbaldissent : ze maakten zich bald, moedig en waren daar blij om. Wellicht in de betekenis van 'overmoedig' worden.
escualguaite, échaugette
schare-wacht, van schare (troep) en wacht (bewaken)
of schouw-wacht?
eschec eschech
buit
Hoogduits: schah schach
scike scicke schick: wat men ter beschikking heeft.
eschele eschiele (van eschier, volgens Gautier)
bataillon
Germaans schaar, troep
schaar
eschewid
slank uitgelangd
Hoogduits: scafjan, ordenen fatsoeneren
essewid: eswijd, slank als een eswidouwe (estwijg): heel slank
eschiez
Hoogduits: skif
schuit (scute scuta schute...)
schip (skip scep scip skib skep...)
eschine
Hoogduits skina, naald
scheen, schene (been)
Verwant met scenc schenke (been) en schenkel, dat misschien een verkleinwoord was van 'schen, schene'.
eschipre
Hoogduits skif
schipper schippre
esclaces
zie esclices
esclavoz
heidens volk
gevormd door 'sclavus', van het Hoogduits: Sclave (Gautier)
slave (sclave?) van sclavus
esclices
stukjes
van het Hoogduits 'kliozan' smelten
slijzen slijsjes, van slijzen: in stukjes of plakjes doen
esclicet
slijst
escremissent
Oudnederlands *skĭrmjan: skirmen, schermen, West-Vlaams scermen (de schermkunst beoefenen, verdedigen, beschermen)
escremiz
heidense persoonsnaam
(be)schermer (zie hierboven)
escuz
schild (skilt scild)
scut, geschut (scutte: pijl), beschut (beschermd)
esfreed
van onfried, on-vrede: bang zijn
verwant met het Engelse 'afraid'
esfrer effrayer
van onfrieden, on-vreden, uit de vrede halen
esguardet
Latijn ex en Germaanse 'warten' surveilleren
warden: bewaken
esguaret
van de weg afraken
wareren wareert: tijdelijk verblijven en rondzwerven
esgrunie
verwant met grinden (vermalen) en grind (grint)
eslais
iemand die juist ridder werd benoemd, moest als proef, zijn paard voor een zekere tijd in galop kunnen laten lopen.
geslaagd of geslaan (verslaan)
les, lesse (wetenschap, kennis): kunnen tonen wat men had geleerd.
eslegier esleger
geslegen geslagen
Hij ziet er 'geslegen' uit: kalm en gelaten een negatieve ervaring verwerken.
eslizer esclicer esclice
*slitjan of *slitan, van slaan en slijzen, door slaan bevestigen: uitkiezen.
Verwant met Engels 'to slize'.
esmaer
Van 'ex' en Hoogduits 'magan': machtig zijn
'ex' en 'vermaard' (vermaert) beroemd, geëerd, befaamd
esmerez
met goud afgewerkt
smeren, gesmeerd: met iets glanzend instrijken, ingestreken.
Espans
Spaans
espargner, épargner
sparen
espee
Van 'spata'
speer
esperon, éperon
Van het Hoogduits 'sporon'
spore spoor sporen
espier, espion
spion spioneren van Frankisch *spehôn
espiet
spiet: spies speer lans werpspies (spits)
Larousse haalt het uit het Frankisch, INL uit het Frans.
espleiter espleitier
pleiten
esprever, éprevier
Hoogduits 'sparvari'
sperwer
essoign
Vanuit de Merovingische keuren: sunnia
Oudnederlands sunni sonia sunnia sunnis, zunne: excuus, geldige reden
establer
stapelen: bij elkaar zetten, vastmaken...
estache
Van het Duits 'stecken'
staco staak stacke steken
estace
stacke
stek: woonplaats
webstek: woonplaats in de 'wolk'
estal étal
van 'stare' (Gautier)
stal, gestald
estandard, étandard
standhard, standaard
estant
staand, in stand (standhouding): rechtop staand
estoet estut
staat
estor
zie estur
estreu
stijgbeugel riem
van het Duits 'strippe'
streng: leidsel
of strip, strop
estultie
verwant met het Duitse 'Stolz'.
stolt: stout
esturs
van het Hoogduits 'sturm'
storm
of van stuurs (op onvriendelijke wijze)
eves
water
ewe
van a aa: water
ewi: moeras
falcuns
falco, falken, falcum...: valk
faldestoel faudestoelun faldestoed
In het Frans werd het later fauteuil.
*faldistuol, vouwstoel
fals fels
Latijn 'falsum', slecht
vals
falve
uit het Duits: falb
vale vaal (geelbruin)
fel felz
misdadiger
van het Latijnse 'felonis'
verwant met falen (in gebreke zijn)
fel felle (gewetenloos persoon)
feu fiet
van vee, bezit
fin
Gotisch fyn
fin, fijn: verfijnd, gerafineerd afgewerkt
West-Vlaams: t'is ne fin': Hij is een gerafineerd en verfijnd werker
firie
Latijn 'ficatum'?
le firie: levere: lever
flambe
Latijn 'flamma'
flamma flambe flamme vlamme: vlam
flambient
flamben, vlammen (ook schitteren als een vlam)
flamengs
flamenc flamench flaminc flamincg laming flamingos fleminga...: Vlamings, Vlamingen
flanc
flank
Flandres
Vlaanders
forcheure furcheure
Latijn 'furcaturam'
het 'kruis van een persoon of dier
forke, vorke: vork, splitsing van iets
fors
van 'foras, foris'
voors: aan de voorzijde van, buiten. Zoals in de 'voorstad'.
voors vors: voorts, verder verwijderd
Franc Francs
de vrijen
Franks Franken.
'Jo l'en cunquis Normendie la franche' (Normandië het Frankische, het vrije)
Het verhaal, vertaald in het Frans gaat nog duidelijk over de Franken, niet de Fransen. Het worden 'barons Franceis' als de naam 'Montjoie' verschijnt.
furbir, fourbir
verven, een schone schijn geven aan iets
freis freiz fresche, frais fraîche
fris en vers, verse
Frise
Frieze(land) Friesland
Frisuns
Friezen (Friezoons, afstammeling van de Friezen?)
furbit
zie ook furbir
Hoogduits 'furban' (schoonmaken)
Frankisch: *furbjan, schoonmaken (verven)
fust fuz
hout
Latijn fustis
fust
gab
Noords 'gabb'
gab gabben, zie hieronder
gabant
gabbende
Normandisch heeft 'gabasser' (huidige betekenis: hoppen) en het Frans 'gaber' (lachen uitlachen)
Uit het Nederlands 'gabben' (gekheid maken, spottend lachen, smadelijk lachen, grimlachen) Normandisch 'gabaes gabaas gabber' (spotter grappenmaker) en 'gaberien' (spotter vrouwenbedrieger): uit het Nederlands 'gebaas en gabber'
gaillard
geilaard (driftig)
galees galies
galee, geleye, galeide: galei
galeis
galeien
Latijn 'galeide'
gheleide (geleede), in West-Vlaanderen betekende ook (beschermde) doorvoer van goederen.
galop
Uit het Hoogduits ga-hlau-pan (Gautier)
731: lé galops e les salz
galoper* (galopperen) van *wala hlaupan (wel lopen).
Wat kan ook: *walhlaup, uit 'wal' (slagveld) of 'val' (dood op het slagveld) en *hlaup (loop of koers). Het was de race naar het slagveld van een ruiter en een infanterist, die zich vasthield aan de manen van het paard, een veel gebruikte methode over heel Europa om te paard te rijden, vooral in zwang bij de Germaanse contingenten van de Romeinse legers. Op http://www.cnrtl.fr/etymologie/galop oktober 2018
garçun, garçon
Verwant met het Latijn 'vir'
van Frankisch *wrakjo, wreken wraken en afgeleid 'wraker wreker': soldaat
war were (als zn: moedige sterke in het leger)
garder
warden, bewaken
garnir
warnen: waarschuwen ter beveiliging
Gebuin Gibuins
Gevewin: geschenk-vriend: vleivorm voor een vriend
Gefreid Gefrei Geifrei Geifreit
Godfried
gemet gemmet
Latijn 'gemmatum'
gegemt, gemt, voorzien van gemmen
gemme gemmez
gems, gemmen, edelstenen
Gerart
Gerhard (speer-hard)
Gerers
naam van één van de twaalf pairs
naam met 'ger', speer
of van 'Werin': hoede
Gerins
naam van één van de twaalf pairs
Werin: hoede
West-Vlaams: ik ben op m'n 'weeroen' (ik ben op mijn hoede)
gerun
gerinnen geronnen: gaan lopen
of geronnen, gestold: stijf geworden door zijn dood
gieser giesers
pijlen
giezers, van *gaizaz (Oudgermaans). Zo zouden Germanen eigenlijk 'Gaisamanen' moeten heten.
glatissent
Ook glapisser, en Duits glat
klappen en kletsen
Godselmes
Godshelme: Goddelijke helm (Goddelijke beschermer)
goedendag
Een typisch Vlaams strijdwapen dat ook door Roeland wordt gebruikt.
gonfanon
gond-vaan: strijd-vlag
Gramimund
gram-mund: toornige of boze beschermer
paard van Valdabrun: geweldige beer.
grésil gresilz
West-Vlaams krizel van krizelen: regen of sneeuw die in fijne deeltjes neervalt
guaires
Van het Germaans 'weiger'
Oudnederlands *waigaro, *wēgere weger: veel
guaittent
Hoogduits wahtan
wachten, de wacht houden
gualt
Duits wald
wald, woud
Gualters Gualter
Van walder, bosbewoner
Walter, Waldheer (woudheer of gouverneur)
guant
want, handschoen
guarant guarent
Hoogduits weren
garant warant warandi
guarde
Hoogduits warten
warde ward: bewaker
guarder
Hoogduits warten
warden: bewaken
guarir
Oudhoogduits warjan
weren
guarisun guarison
waernisoen: garnizoen
Guarlan
Warland? Wereland?
guarnist
Oudhoogduits warnon
warenen waren gewarnt... bewaken, bewaakt
guart
ward
guaste
waste, leeg als de woestijn
guastede
wastede, wastende, tot een woestijn makende: vernietigen verwoesten
Guenes
Naam van de schoonvader van Roland
Van het Frankische 'gamalo', van het Noors Gamal: oud
Verwant met ganelon en aartsbisschop Wenilo
Van het werkwoord gannare, ingannare
Winne: (grote) boer
win wini : vriend
verwant met 'wanen': hopen, verwachten
guère gueres
veel
van weiger, weelderig
gueredun
Van het Oudhoogduits widarlon
weerloon wederloon
Frankische widarlôn, beloning
guérir
genezen
van weren, je verweren tegen een ziekte
guerpir
Germaans en volkslatijn 'werpie', Scandinavisch 'verpa'
verlaten opgeven: (weg)werpen
guerre
Hoogduits werra
were: oorlog
guerreier
weren: oorlog voeren
guerreier guerrer
soldaat
weerder werer: verweerder verdediger
guetter
wachten: waken
guez
wad
guier guider
wijzen, een richting geven, gidsen
guige
wilge wilg, riem van wilgetwijgen
Guinemans
Wine-mans: vriend-man
Guinemer
wine-maar: vriend vermaard
guise
Oudhoogduits wisa
wisa wise wijze, op die wijze
Guitsand
Witzand: Wissant
Guiun
Wine: vriend
Of Gui Guy, van Gwido, Wido, Wijt, Wit...: van het woud.
gunfanun
gond-vaan: strijd-vlag
gunfanuner
gondvaner: die de gondvaan draagt.
haberc haubert
halsberg: wat de hals beschermt
haïr
haten
halbercs
zie haberc
halz
halz est li jurz...grant la feste
Alleen in het Nederlands letterlijk te vertalen: hoog is de dag, hoog (groot) het feest
mult halte fest: heel hoog feest (zoals wij ook nu nog zeggen: hoogdag: feestdag)
'haut/halt' is een mengeling is van Germaans *hauha, hoog en Romaans alt, hoog.
Hamon
hamon: de omhuller
hamon: huis(man)
hanste
Latijn hasta (van hand)
hands: handen
pleine sa hanste: vol zijn hands of handsvol (handvol handenvol)
Halberc (haubert)
halsberg (Oudnederlands halberc, wat de hals beschermt)
hardi hardiz hardement
hard
hasteient
haasten
hastet
Duits hast
haastet haast
hastif
haastig
haut/halt is een mengeling is van Germaans *hauha, hoog en Romaans alt, hoog.
healmes
helms, helmen
heingre
honger
helme
Frans: heaume
helme helm
helz
helt, houder, greep van het zwaard
Henri
Duits: heim-rich
Heem/heim/hem-rik, Hendrik: woonplaats-machtig
herberge herberges
Oudhoogduits heri-berga
herberge: her-berge: leger-schuilplaats (campement)
herberger
herbergen
Hermans
Germaans Hermann
Herman: her-man, leger-man
hoese
Oudhoogduits hosa
hose hoos, laars
honir honnir
Oudhoogduits: honjan
honen
De spreuk 'honi soit qui mal y pense' van de kouseband is in Engeland voor het eerst gebruikt door Edward III in 1344 tijdens een balfeest. In koninklijke familie was de standaardtaal in die tijd nog altijd Frans, vandaar het Franse zinnetje, dat 'gehoond weze degene die er kwaad over denkt' betekent.
Hunir komt uit het Frankische *haunjan, wat in het Nederlands 'honen' is geworden. In 1080 bestond het woord 'hunir' al in Frans Vlaanderen, waar het uit het Oudnederlandse werkwoord hōnjan (*hōnen) kwam.
Hums
Huns: Hunnen
hunir
zie honir
hunte
Oudhoogduits honida
Oudnederlands hōnitha: hoonte hoonde
gehoonde
i
e, er
i ad
hij had
if
Oudhoogduits iwa
iwe, uwe, ieve, ijf, ijfel: palmboom of taxus
Ijf, eerste vermelding: īwa (501-510) Deze boom speelde een belangrijke rol in de Germaanse mythologie en takjes ervan werden gebruikt om de toekomst te voorspellen en als amuletten. (INL)
TB: Eland (īwalant *Ijfland bij Pamel) Hijfte (īwithi *Ijfte bij Lochristi, Gent)
TF: Isbergues (īwaberg *Ijfberg bij Béthune) Ehout (īwaholt *Ijfhout bij Rue, Abbeville)
irascut
Van het barbaarse ira-scere
geraskeld (geïrriteerd zijn), van raskelen, rasselen: ruzie maken
irez
erren irren: storen
irur
irri, irre: woede (Oudfries īre: woedend)
Islonde Islande
Deens iceland
Island Ijsland
isnel isnels isnellement
snel: vlug
Ive
Naam van één van de twaalf pairs
Oudhoogduits Effo
Ieve, Ivo: ijf, taxus
Ivorie Yvories
Naam van één van de twaalf pairs
Ivon, van Ive (Ieve, ijf, taxus)
Ivoir, van Ever (evur evre)
ja
déjà jamais: reeds nooit
'ja' als stopwoord voor inderdaad
Jangleu
Heidense naam
Jongleeuw?
jazerenc
gazen-rink (ring)
gaas: ijzerdraad. Gazen: ijzerdaad weven. Hier met ringetjes voor de maliënkolder.
Jocerans Jozerans Jozeran
Germaans, in het Volkslatijn Joceramnus
Jongeram
Jurfalet Jurfaleu
-Zoon van Marsille en Bramimunde. Hij werd daar 'de blonde' genoemd, omdat hij, naar gewoonte, zijn haar blond maakte met soda.(46) Bramimunde wordt na de dood van haar man meegenomen naar Aken en krijgt de kans om zich te bekeren, wat ook gebeurt. Haar christelijke naam wordt Juliana.
-Zoon van Blancandrin, boodschapper van Marsille, volgens Gautier (41) dan toch, (JURFALET. S. s. m. Nom du fils de Blancandrin (?) p 367) waarschijnlijk door een verkeerde lezing van vers 504.
Karles
Karel kerel
laid
leed of lijden
lariz
lares (denk aan toponiemen met -lare zoals Roeselare, Berlaar of Koekelare)
laz
lus, strook of lis, band
lepart leupart leuparz
Latijn leopardum
leeuwpaard luipaard
lige
lege leeg/ledig (feodaal tijdperk: zonder verplichingen)
lage: laag
lur paroles haltes
Letterlijk: hun hoge woorden zoals in 'het hoge woord voeren', tonen dat je de baas wilt zijn.
Loewis
Germaans Hludo-wig (Clodovech)
Hludo-wig: luide (beroemde)-strijder
Latere vormen: Ludwig Louis Lodewijk...
Misschien ook: Alwis (Alouis): al-wijs (helemaal-wijs)
Loherengs
Lotharinger, Germaanse naam
Lorain
naam Loren Lauwer Lawren (Laurentius, of vleivorm van laurier?, lorer bij Roland)
Loum Loun
Laon
van Laudanum
Loon?
Lumbardie
van Longobardiam
Lombardije, van Longobarden (lange baarden)
m
Frans: me ma
Nl: me mij mijn m'n min
Machiner
Heidense naam
Makener (iemand die iets vervaardigt)
Maelgut
Heidense naam
Mael-gut: 'volksvergadering' (gerecht) en 'goed' (bezit, goederen): voorwerpen/meubilair om te kunnen een vergadering houden.
maile
malie
Maine
Frans departement: Maine, man manne, uit 'Cenomani', stam van de streek
Mal-
Eerste deel van Germaanse namen
mal: van madel (mathal) rechtzitting, volksvergadering
mal: van 'driest vermetel, weelderig' naar 'dol, doldriest, dwaas'
In Roland o.a.:
Malbien
Malcud
Malduiz
Malpalin
Malpramis Malprimes
Malpreis Malprese Malperse
Malquiant
Mal(sar)un Malsaron
Maltet
Maltraien
Malduiz
schatbewaarder van de koning
van het Latijn 'maleductum'
malde/moude-wis: hoofd/helm - wijs: verstandige beschermer van de koning (zijn geld?)
madel/mal-wis: rechtzitting-wijs
Maltet
speer van Baligant
mal-tet: driest - lief of blij
maneviz
goed uitgerust, dapper
Van het Gotische 'manvus' en 'manvjan' (klaar en voorbereiden)
mannewijs, zoals een man
mar
maar meer vermaard
ja mar (ja maar, en, alleen, slechts, dan, echter), ja meer, tot 'jamais', nooit
tant mar: temeer
marche
marke: grensteken, grensstreek
marcher
marken, een spoor achterlatend
marchis
markies: bestuurder van een mark
mare
mare
Marsune
Plaats waar Karel de Grote zijn paard 'Tencendur' (?) kreeg.
Germaanse plaatsnaam
nl: mar-sune: vermaard-uitkijkplaats/gezicht
martre
van het Latijn martalum
marder (maerdier?)
marter?
matir
matten afmatten: door uitputting doen verliezen.
Denk aan 'schaakmat'. De sheik is dood of heeft verloren.
Mauriane Moriane
Naam voor een heidens land (Mauritaniam) , en
La Maurienne in de Savoye(?) (Maurianam)
Karel de Grote was in de 'vals de Mauriane/Moriane' (vers 2318) wanneer Roeland het zwaard kreeg van hem. De 'Maurienne' in de Alpen ligt te ver uit de buurt en is een bergtreek, geen vallei op zich. De vallei van de Morinen lijkt hier het enig mogelijke alternatief. De hoofdplaats van de Morinen was Thérouanne: Terwanen. De oude naam van die plaats was onder andere Moriane (Wikipedia)
maz
Oudhoogduits 'mast', Noords 'mastr'
mast (van een schip)
me
me mij
mei
mij
meie
mijne
men
m'n mijn min
Mors
Moors
mule
van mulam
mule (Arabisch muildier)
mun
van meum
mijn
mun helme: mijn helm, West-Vlaams: min/m'n helme
munjoie
mond-gouwe: verdediger van de gouw (het land) (gouw uit gō, -goie, -gowe,...)
of:
mun/mijn-gouwe: mijn land! 't Was tenslotte een strijdkreet!
De naam 'Montjoie' kan volgens de tekst die ik hieronder plaats ook 'mons Gaudii' hebben betekent. Romaanse talen willen 'Gaudii' wel halen uit het Latijnse 'Gaudeo', vreugde, maar dat heeft weinig met de oorspronkelijke betekenis van de 'orieflamme' te maken. Vandaar dat ik dat sterk betwijfel.
In één van Bernardus' brieven kan men lezen dat de premonstratenzer-orde van Baldwin II van Jeruzalem goud kreeg om zich in het dorp Neby-Samuel bij Jeruzalem, waar de profeet Samuel zou begraven liggen, te vestigen. Het zijn middeleeuwse pelgrims die de abdij en de heuvel waar het dorp op ligt, bestempelden als 'mons Gaudii' (berg-vreugde), wat later Montjoie is geworden. De abdij kreeg dan ook de naam van 'Saint-Samuel du mont Joie'. De kerk zou in 1157 klaar zijn geraakt, maar in 1187 veranderde ze al in een moskee en moesten de monniken vluchten naar Saint-Jean-d'Acre. (Uit: de Vogüé Melchior, Les églises de Terre Sainte. V. Didron Parijs , 1860 p. 339-340) ...Tumba Samuel prophetae: qui mons vocatur exultationes vel laetitia (al. Gaudii) eo quod peregrinis ab illa parte intrantibus reddit primum S. civitatis aspectum (Jean de Maundeville) De naam is hier in die tekst te jong om oorspronkelijk te zijn en het is waarschijnlijk ook geen verwijzing naar de vaan of strijdkreet van Karel de Grote en zijn nakomelingen. Hier kan ik wel geloven in 'vreugdeberg', zeker als het de pelgrims waren die in de verte de abdij zagen liggen op de heuvel.
Murgleis
Zwaard van Ganelon
mur-gleis: moeras/zee-speer
Als dat met de Mauriane, Morinen te maken heeft, wordt dat dan 'moergleis': zwaard van de Moeren (De Moeren liggen als zeegebied in het Morinenland.)
naffret
kwetsen
Oudhoogduits nabager, Noords nafar
averen: benadelen?
afweren: weren, wraken
verwant met averij? schade oplopen
Naimes Neimes
naam van de hertog van Beieren, raadgever van Karel de Grote
Oudhoogduits namo: naam
name, naam
Wie 'naam' heeft, bezit een goede naam, een goede reputatie, faam.
mein (megin): macht, de machtige
nen
neen (West-Vlaams 'nen') Verkorting van 'ginin', geen een
nes
neus neuze
Nevelun
Germaans 'nevel' voor neef (nevelonem)
Nevelen Nevel (zoals in het Nevelingenlied)
van Nevele (Vlaamse gemeente, geschiedkundig interessant)
nient
West-Vlaams 'nietent', helemaal niet
Nigres
Negers (als volk)
Norman Normans Normendie
Van het Duits Normannen
Norman, Noorman, Noordman - Normandië
Normans is dan het meervoud
nu
nu
od
at (zoals in het Engels): bij, in, met
oil
wel (niet 'ja')
olifant olifan oliphan
olifant
Oliver
van Oliverius
Alfheer: alf (elf) en heer (leger of heer)
Oluferne
Ontrouw land
Germaanse naam?
ore ure
van 'hora'
ure uur
osbercs
Van het Duits halsberc
halsberg
ore
hore, luister
orgoill orgueil
*urgôli, oorgeul: voortreffelijkheid
orie-flambe
orie-vlam: vlam van het rechtgeaard volk
Het Oudnederlandse woord 'orie' betekent erfrecht van geslacht tot geslacht en 'flamme' betekent vlam. Diegenen die de 'orieflamme' hadden, waren dus ware erfgenamen van de vlam.
paile palie
zijden stof
pelle: huid, stof die dicht op de huid zit.
paleis palais
Latijn palatium
paleis
pels
van pelles
pels
pers
paars
Pinabel
naam van de overwinnaar op Ganelon
pint-albrecht: versierd groot licht
pin-albrecht: puntig, uitstekend groot licht
pint-abeel: versierde abeel (Boom waar men zaken aan vastpinde als verzoek aan de hogere machten om iets te bekomen.)
Pine
veroverd land door Roland
Château Pignon/Pinon bij Roncevaux
Pine: pijn, lastig land, of land van verdriet, verdrietig land
plaider
van het Latijn placitare
pleiten
plait
pleit
plates
Duits platt, flaz
plat platte
pleges
Duits pflegen
plege: verplichte dienst, gewoonte, handelswijze, geijkt gebruik
plein
plein
Preciuse
zwaard van Baligant
precieuze (kostbare) van het latijn 'pretiosus'
precieze: dat altijd precies werkt
preiser
van het Latijn 'pretiare'
prijzen, loven
preus
waardig, fier, zelfzeker, hoogwaardig.
Preus is een woord dat vanuit het volkslatijn is terechtgekomen in het Latijn, Romaans (Frans) en Nederlands en wordt in West-Vlaanderen nu nog na 1000 jaar in die betekenis gebruikt.
Rollans fu preus et Olivers li bers... Roeland was preus en Olivier de baron...(Parijs vers 396)
Roland est proz e Oliver est sage... Roeland is preus en Olivier is wijs...(Oxford vers 1093)
prozdom (van preusdom: fierheid)
Priamun
heidens man
naar Priamus
friaman: vrije man (niet bekeerde Frank of Fries?)
produme prozdom prezdome prozdoem prodome prozdomes
preusdom: fierheid
zie ook 'preus'
proz
zie preus
puldre
stof
uit het Latijnse pulverem (Oudfrans pouldre)
poedre, poeder, en pulver
punz
punt (of top van het zwaard)
Rabe Rabels
Naam van een graaf
rave, raaf
rave: keper (die alles ondersteunt)
rang
rang
redotez redoté radoter
van 're' en het Germaanse 'doten'
're' betekent 'her'
'doten' betekent 'gek zijn'
verdoten: weer kinds worden
Rembalt
Oudhoogduits Ragin-pald (Gautier)
ragin-bald: moedige raadgever
Rencesval Ronceval Runtseval Runzival Roncisvalle Roncesvalles Ronsccevax Rainscevaus
Roncevaux in de Pyreneeën heette tot de twaalfde eeuw 'Roscabal' (Gautier)
Misschien een naam uit Vlaanderen die voortleeft in namen en toponiemen.
reng
Oudhoogduits hring
ring rang
les renges d'or (de ranken of ringen van goud)
renges
ringen ringels
Renier
Oudhoogduits reginheri
Reinier: uit regin- 'raad' en -her 'heer, leger'
rereguarde
achterhoede
van retro-wardian,
achterwarde, achtergaarde: achterhoede
rereguarder
achterwaarden, achtergaarden
Richard
Germaans, Oudhoogduits Rihhart
Rik-hard: machtig en stevig
riche
Duits reich
rike rijk
Rollanz
Hruodlandus
Germaans, Oudhoogduits Ruodland
Grootland (West-Vlaams: Hruodland): grootgrondbezitter
rubossl
Te veranderen in Rubeste
ru-bossel/bossle: ruw-bos/bosje (struikgewas)
runcin
werkpaard
Duits ross
ros
eerder: ruinken ruunken: ruin ruun, gecatreerde hengst
saisir
seizen
Larousse: mogelijke verwarring van twee Frankische woorden: *sakjan en *satjan (opeisen en plaatsen)
van feodaal recht naar 'in bezit nemen'
Saisnes Seisnes
Sassen Saksen
Saisonie
Saksenland
Sassonië(?)
sale
Oudhoogduits sala
sala sale...zale: zaal
Seisne
Sas Saks
sens
Van sensum
zin zins
sigler
van segelen: zeilen
siglet
van zeilden
soldeiers
soldaten
Van 'solidarios'
soldeniers, soldiers
sor
zoor: vaal, geel(bruin), rood(bruin), verkleurd (ook uitgedroogd, versleten)
Suatilie
heidens rijk
Swatelie Zwatelie: land waar men zwatelt: onverstaanbaar spreekt.
Tachebrun
*tak-brun: in bezit nemen en moedig als een beer
targe
Frankisch 'targe', schild
Germaans en Middelnederlands 'targe', (rand van een) schild. Targedrager: schilddrager. (Varianten: taerge, targie, taergie, tarche, taerdge, tartz, tergie. Verkleinwoord: taerdsgen)
(Later is dit in het Engels geëvolueerd naar het mikken op een voorwerp: target.)
teche tache
teken
Tedbald Tedbalt
Germaanse naam
diet-bald: volk-moedig
Tencendor
paard van Karel de Grote
Germaanse naam
Tencendor: denken-Thor (?): met de gedachte aan Thor
dor, van dorren: kunnen durven
Tencendor kan ook betekenen: denk en durf!
tertre tertere
Uitgelegd als van het Volkslatijn *termitem, uit *termes, en kruising met *terminem, variaties van terminus: borne (grensaanduiding).
Het woord wordt ook gebruikt voor 'heuveltje'.
Kan dat dan een Germaanse oorsprong hebben?
Ophoping door aangestampte grond: *tertere.
Oudnederlands 'tredan' (zeker vroeger dan bij Roland).
Nederlands: treden (stappen, trappen, vertrappen, aanstampen)
Ook: terden en West-Vlaams terten (tertte, tort, tertige, getorten).
Cognaat Oudfries: treda. *Tertere: aangestampte ophoping (die als grens diende).
Tiedeis
Duits Deutsch
Diets, van het volk
Duits en Diets is niet hetzelfde.
In Roland staan ze ook apart: 'Asez i ad Alemans e Tiedeis'.
Tierris Thierry
Theoderik, Diederik: diede-rik, volk-rijk
tige
van 'tibia'
twige twijg
trabecherent
trans + Germaanse wortel 'buc'
terbucen: terbuiken, naar de buik brengen: drinken of eten
(verbucen: overdadig eten en drinken, INL bij verbuiken)
tref
Van het Latijn 'trabes'
tref: trefpunt, tent (treffen: elkaar ontmoeten)
trop
troep: veel, te veel, genoeg
Verwant met 'dorp'
trosser trussez
trossen (bagage meenemen)
trusset
getrost
Turgis
Heidense naam
Tur-gis: Tor-gijzelaar/edel kind: edel kind van Tor
Turpin Turpins
Turpijn, een familienaam die nu nog in Vlaanderen voorkomt.
Tur-pin: Tors pijn: die pijn doet aan de heidenen, aan de mensen van Tor
Turoldus
Oudgermaans Turhold
Tor-holt: toren of Tor van het hout (bos)
turs
van turres
turns turs: torens
uncles
van avunculus
oncle nonkel
ure
van hora
ure uur
vairs
uit varium
vaar vair: kostbaar pelswerk
val
van vallem
val vallei, verwant met vallen
Valdabruns
Germaans 'wald' (bos) en 'brun'
Walda-brun: gouverneur-moedig: moedige regeerder
Val-
Heidense plaatsnamen
Die val (vallei) kan ook verwijzen naar 'laaggevallen/heidense' streek
veirement
van veramente
werende: heldhaftig
veisdie
verraad
Oudhoogduits bausi
veinsde
Willalme
Germaans will-helm
Wil-helm: bereid te beschermen
Yvories
zie Ivorie
Stafrijmen (alliteraties), een Germaanse stijlfiguur waarvan hieronder enkele voorbeelden.
Alez en est en un vergier (vers 11)
E si i furent e Gerin e Gerers (vers 107)
Messe e matines ad li reis escultet (vers 164)
L'un fut Basan e li altres Basilies; (vers 208)
Al siege ad Ais en serez amenet, (vers 435)
Pitet l'en prent,en poet muer n'en plurt. (vers 825)...
1. La chanson de Roland, oxfordversie, v 2501-2511
2. Louis R, Sur l'épitaphe métrique d'Eggihard, in Mélanges Italo Siciliano
Origineel citaat p. 693:
Eccihardus, qui vivait sous le règne de Louis le Pieux, d'après Thegan, et qui est sans doute le même qu'un certain Eggehardus, comes in Francia, qui, en 834, se fit remarquer par sa fidélité à l'empereur Louis en prenant sa défensc contre ses fils rebelles qui l'avaient déposé et séquestré. Cet Eggehardus était comte de Hesbaye (Hasbaniensis pagus), à l'ouest d'Aix-la-Chapelle, entre Liège et Maastricht, donc en plein pays mosan. Ce comte, que certains érudits modernes appellent Echard, doit probablement être identifié aussi avec un comte Eggihardus ou Eggiardus qui était, en 837, chargé de la défense de la Frise contre les envahisseurs normands ; il fut surpris par eux et massacré avec beaucoup d'autres, dans l’île de Walcheren, en juin 837, d'après les Annales Fuldensis. Ce personnage, dont la mort tragique rappelle celle de l'Eggihard de 778, appartient probablement à la même famille que lui, possessionnée dans le pays entre la Moselle, la Meuse et l'Escaut; cependant le contemporain de Louis le Pieux n'occupait certainement pas à la cour impériale un rang aussi élevé que l'Eggihardus de 778 à la cour de Charlemagne.
3. Gicquel Bernard, Généalogie de la Chanson de Roland Parijs Publibook 2003 p15, p18, p21)
4. Aebischer Paul, Roland. Mythe ou personnage historique ? In: Revue belge de philologie et d'histoire. Tome 43 fasc. 3, 1965. Langues et littératures modernes - Moderne taal- en letterkunde. pp. 849-901, en p 899: Vita Karoli d'Éginhard ne mentionnent pas, comme étant morts dans les Pyrénées, les trois hauts personnages que sont Eggihardus, Anselmus et Hruodlandus.
5. Janssens Jozef, Uyttersprot Veerle, Superhelden op perkament: middeleeuwse ridderromans in Europa, Amsterdam University Press, 2005
6. Vita S. Bavonis, De sancti viri venerando obitu (cap. XX)
7. Aebischer Paul, zie nr 4
p 900: Les textes historiques du VIIIe siècle relatent avec plus ou moins de détails trois expéditions franques contre les Bretons dans la seconde moitié de ce siècle : la première effectuée en 753 et dirigée par Pépin le Bref en personne, la seconde en 786 sous les ordres d'Audulfus, 'regiae mensae praepositus', la troisième en 799. Celle-ci eut comme chef le comte Wido, à propos duquel apparaît pour la première fois, dans les Annales dites d' Éginhard, le titre de 'praefectus Brittanici limitis'. Nous ne savons rien de plus sur la Bretagne à cette époque; aucun autre comte de marche, qu'il s'agisse de Roland ou de quelque autre, ne fait preuve d'une quelconque activité, tant entre 753 et 786 qu'entre cette date et celle de 799.
8. Engel A. en Serrure R, Traité de numismatique du moyen âge, t. I, Parijs, 1891, p 210-211, citaat:
...comtes des Marches, gouverneurs des confins militaires et véritables vice-rois de territoires qui formaient une ceinture de défense autour du royaume franc...
9. Roelandsliederen:
-Turold, La Chanson de Roland. Er bestaan verschillende Romaanse versies (zeker 9) waarvan het Oxford manuscript uit het begin van de 12de eeuw tot nu toe het oudste en meest complete is.
-Kuonrat der phaffe (Konrad, der Pfaffe) Ruolandesliet 12-13de eeuw
-Het Roelantslied is een oude Middelnederlandse ridderroman, eigenlijk een 13de eeuwse anonieme bewerking van een Frans 'Chanson de Roland'.
-Den droeflijken strijt opten berch van Roncevale, Een volledige overgebleven bewerking van de Franse tekst, in Antwerpen in de 16de eeuw verschenen.
10. Zie o.a. Wikipedia bij 'Olivier'.
11. Merkwaardig is ook dat het dorpje Gennes in de Loirestreek, een naam heeft die ook wordt gebruikt voor Olivier (Olivier van Gennes). Dat dorp is onder andere bekend voor een Gallo-Romeinse nympheum, wat weer met water en elfen (nimfen) heeft te maken.
12. Terwanen-Moriane: zie Wikipedia bij die naam.
Thérouanne heeft een Germaanse oorsprong. In het Picardisch leest men 'Therwane', in het Nederlands 'Terwaan Terwanen Terenburg' en in het Vlaams 'Therenburch'.
Volgens mij heeft de naam de volgende betekenissen:
- 'ter': boom of hout (verwant met het Engelse 'tree')
Andere toponiemen met 'boom' zijn Appelterre en Aalter.
Andere oude namen zijn: haseltere (hazelaar) mispeltere, noteltere (notelaar) holdertere, hollertere.
Familienaam: Notelteirs.
(alles uit INL)
De uitleg van Wikipedia dat 'tar, ter, theur' komt van iets groots of sterks, is niet te vinden in onze woordenboeken.
- 'wane': uuanun uuonon woenne wanne uuonunga: wonen woning (INL en Wikipedia).
- 'burch burg': versterkte woning.
De betekenis voor Terwanen evolueert dan van 'houten woningen' naar een 'houten versterkte plaats', een plaats met houten huizen die later werd versterkt.
13. Chrétien de Troyes, Perceval ou le Conte du Graal 12e eeuw
14. Citaat uit http://literairgent.be/lexicon/auteurs/chretien-de-troyes/ september 2014
Christiaan was in dienst van Filips van den Elzas (1142-1191) die af en toe in Gent verbleef. Filips vertrouwde hem de kern toe van de graalzoektocht. Het inwijdingsritueel stond waarschijnlijk beschreven in een handschrift dat al bijna twee eeuwen zorgvuldig in de Gentse Sint-Pietersabdij was bewaard. Het was daar omstreeks 958 achtergelaten door de Engelse abt Dunstan van Glastonbury die twee jaar lang als politiek vluchteling in de Gentse abdij verbleef.
15. Taaldacht, Met valen mennen. Op: http://taaldacht.nl/ (november 2014)
16. Kuiper Willem (red.) e.a., Repertorium van eigennamen in Middelnederlandse literaire teksten,
op: http://cf.hum.uva.nl/dsp/scriptamanent/remlt/remltindex.htm (november 2014)
17. Alles uit (september 2014):
http://sbaldw.home.mindspring.com/hproject/prov/hunro000.htm
http://nl.wikipedia.org/wiki/Unruochingen
http://fr.wikipedia.org/wiki/Unrochides
18. Einhard, Vita Karoli Magni, c. 33, Monumenta Germaniae Historica, Scriptores series 2: 463
19. Brutsaert Bram, Boudewijn VII Hapkin, een Witte Ridder uit de 12de eeuw, graaf van Vlaanderen (1111-1119) scriptie universiteit Leuven, 2003-2004, in september 2014 op http://www.ethesis.net/hapkin/hapkin_inhoud.htm
20. Piers Henri, Biographie de la ville de Saint-Omer J.-B. Lemaire, 1835, p 32 (Google eBoek)
21. Op een emaillen medaillon van Godfried van Hoei uit de 12de eeuw zien we keizer Constantijn's leger een groene banier dragen, versierd met drie vlammen. Soortgelijke glasraam medaillons bevonden zich ook te Saint-Denis. In de San Giovanni-kerk te Rome heeft Karel de Grote een groene banier en Constantijn een rode. Het mozaïek uit de 9de eeuw is in de 18de eeuw niet zo nauwkeurig gerestaureerd, vooral de linkerkant met Constantijn was sterk verwoest. Maar dat speelt geen rol voor de kleur van de vaan.
Kleuren spelen ook nu nog een grotere rol dan we soms vermoeden: In Brussel staakten een tijd geleden de taximannen omdat ze op hun zwarte taxi's enkele gele blokken moesten aanbrengen. Het was hen te Vlaams! Zo zijn ook daardoor bij de vernieuwing van de nummerplaten in België de geel-zwarte kleuren niet aanvaard in het parlement. De Franstaligen vonden dat nog eens te Vlaams hoewel half Europa met zo'n borden rondrijdt.
22. Le Moyen âge: bulletin mensuel d'histoire et de philologie (direction MM. A. Marignan, G. Platon, M. Wilmotte): L.Hibbard-Loomis, L'oriflamme de France et le cri “Munjoie' au XIIe sciècle. 1956, p 470 e.v. (foto p 498-499)
23. Denk aan bombe bom, camben kammen, dumba domme, kamba kam, lamb lam, lambele lamel, timber timmer... (INL)
24. Zie de film en luister vooral naar de taal.
Documentaire van Saksen uit Zevenbergen (2007): Grüne Türen in Hetzeldorf (Behind Green Doors) van Klaus Betzl, camera: Florian Michaelsen (Trailer te zien op Vimeo)
25.D'Hooghe Annemie, De bergschuren in de Vlaamse Noordzeepolders, Een bijdrage tot de studie van de West-Vlaamse landelijke bouwkunst, Verhandeling tot het behalen van de graad van Licentiaat in de Kunstgeschiedenis en Oudheidkunde. Rijksuniversiteit Gent 1978
p72: Te Sint-Andries ging de pachter er fier op dat zijn bergschuur netjes in't wit stond met de gebruikelijke zwarte plint en groene poorten en deuren.
26. ...L'Oriflame disparut en 1382 à la bataille de Rosbec que Charles V gagna contre les Flamans L' Histoire n en a fait depuis aucune mention...
Uit: Gervaise Armand François, Histoire de Suger, abbé de Saint-Denis, ministre d'Etat, et régent du royaume sous le règne de Louis Le Jeune Jean Musier, Paris 1721 p 272 (Google eBoek) Bewerkte foto tussen p 498 en 499
27. Eglise catholique. Diocèse Lyon, Semaine religieuse du Diocèse de Lyon, Éditeur : Diocèse Lyon 1914 p 75
28. Eginhard, Vita Caroli magni
Citaat: '...vitem barbara et antiquissima carmina, quibus veterum regum actus et bella canebantur, scripsit memoriaeque mandavit...'
28. Besamusca-Duinhoven: Duinhoven A.M, Basin en Elegast in Karolus Rex, Besamusca Hiversum Verloren 2005
29. Roelandslied, versie Oxford
30. Besamusca Bart, Tigelaar Jaap (red.), Karolus Rex, Hiversum Verloren 2005
31. van Vaernewyck Marcus, De historie van Belgis: of, Kronyke der Nederlandsche oudheyd, behelsende alle de gedenkweerdigste en wonderlykste dingen, die, van het begin der wereld tot ontrent desen tyd, in alle gewesten der aerde, maer voornaementlyk in dese Nederlanden, voorgevallen zyn...Uitg. C.J. Fernand Gent 1784 (Google eBoek) p 332
32. Vita S. Bavonis, De sancti viri venerando obitu (cap. XX)
247 Extitit insignis quidam tuc atque fidelis presbiter
248 hic fuerat clarus nomenque tenebat Domlin, coenobium qui Turholtense vocatum.
256 atque monasterium vidit procul esse remotum, in quo Domlinus mansisset presbiter almus
33. Berger (drukker), Légendaire de la morinie ou Vies des saints de l'ancien diocèse de Thérouanne (Ypres, Saint-Omer, Boulogne) Boulogne Berger frères, 1850 (Google eBoek)
34. Braet Herman, Romanica Gandensia XV Le songe dans la chanson de geste au XIIe siècle, Rijksuniversiteit te Gent. Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte, Gent 1975 p 117
35. Van Vaernewyck Marcus, id. p 209
36. Gerardus van Brogne (± 890-959) is geboren in het dorpje Stave bij Mettet. In de buurt stichtte hij de 'bronnenabdij' van Brogne (Bronium Monasterium in 914, nu Saint-Gérard, Mettet in de provincie Namen). Hij was nadien nog abt in verschillende abdijen, waaronder de beide abdijen in Gent (Sint-Baafs én Sint-Pieter), de Sint-Bertinusabdij in Sint-Omaars en de abdijen van Mouzon en Elnone (Saint-Amand-les-Eaux.) In 937 stelde Arnold, graaf van Vlaanderen, Gerardus aan als abt van Sint-Baafs om de 'verstrooide' monniken weer op de goede weg te helpen (31 p205). In 953 begon Gerard abten te kiezen voor de kloosters waar zijn hervorming aansloeg (31 p206). Gerard liet duidelijke sporen na in het kloosterleven in West-Europa, vooral omdat hij overal de regel van de heilige Benedictus invoerde of deed invoeren.
Dierkens, Alain, Abbayes et Chapitres entre Sambre et Meuse: (7e—11e siècles); contributions à l'histoire religieuse des campagnes du Haut Moyen Âge, J. Thorbecke, 1985. p244-245
37. Inventio et miracula Sancti Vulfranni (abdij van Saint-Wandrille)
38. De namen blijven familiebanden aanduiden. Willem van Saint-Pair zei dat Meinhard van de Mont-Saint-Michel een Normandiër was. Maar Jean Laporte (Volgens Wikipedia.fr: Dom Jean Laporte, moine de Saint-Wandrille, Saint Germain, Apôtre du Cotentin martyrisé dans le Val de la Bresle, 1959) schrijft dat Meinhard (Meginhard) van St.-Wandrille misschien de jongste zoon was van Wichman I, graaf van de Saksische familie van de Billungen en van Geva, dochter van graaf Meginhard. Hij zou dus Wichman II, graaf van Hamalant en schoonzoon van Arnulf I van Vlaanderen, als broer hebben gehad. Wat volgens mij niet klopt met info uit Wikipedia. Die vermeldt een Wichman IV (II voor de Duitsers) (+974, zoon van een Meginhard IV van Hamaland en Zutphen, zoon van Everhard Saxo) en Liutgarde (dochter van Arnulf I van Vlaanderen) als eerste graaf van het kasteel van Gent. Samen met Arnulf I (en keizer Otto) stichtte hij de Sint-Baafsabdij van Gent opnieuw. Wichman werd voogd van de Sint-Baafsabdij en in 956 ook voogd over de goederen van de abdij van Sint Omaars. De L'Espinoy (17) praat alleen over Sint-Pieters van Gent. Een andere dochter van Arnulf I, Elftrude, trouwde met een 'Normand' of 'Danois', de graaf van Guînes. Met al die informatie is het best mogelijk om verward te raken of iemand Saks, Deen of Normandiër was.
Op: http://fr.wikipedia.org/wiki/Maynard_Ier#cite_ref-NMVGW_1-0
39. Louis René. La grande douleur pour la mort de Roland .
In: Cahiers de civilisation médiévale. 3e année (n°9) Janvier-mars 1960. pp. 62-67 Chanson de Roland (vers 1428)
40. Raoul de Caen, Gesta Tancredi: Rollandum dicas Oliveriumque renatos. Si comitum spectes hunc hasta, hunc ense furentes.
41. De woorden zijn meest opgezocht bij:
-d' Avril Adolphe, La Chanson de Roland Uitgeverij Albanel Parijs, 1867
-Müller Theodor, La Chanson de Roland Göttingen 1863 (Google eBoek)
-Larousse: Dubois J, e.a. Dictionnaire d'étymologie, Larousse 2001 (Woorden waar bij de vroegste attestatie 'Roland' wordt vermeld.)
-Gautier Léon, La chanson de Roland, seconde partie, les notes et variantes, le glossaire et la table ... A. Mame et fils, Tours 1872 (Woordenschat uit de verschillende bestaande Franse versies van de 'Roland').
-Köbler, Gerhard, Altsächsisches Wörterbuch, (5. Auflage) 2014
op http://koeblergerhard.de/aswbhinw.html november 2014
-De Prince J, De Dietse oorsprong van het chanson de Roland, Watou 1981 Hierin staat heel wat bruikbaar materiaal, dat soms samenvalt met wat ik heb gevonden. Moest men de twee zaken (mijn artikel en zijn boek) samen verwerken, dan zou de Germaanse bevestiging nog groter zijn. Het wordt beetje bij beetje duidelijk dat hij met zijn stelling op veel plaatsen misschien meer gelijk had dan veel 'historici' die lacherig deden over zijn werk, maar tot nu toe weinig tot niets konden weerleggen. Wie is hier dan 'grappig'? Aangezien dat werk heel moeilijk te vinden is, raad ik iedereen aan om de korte inhoud er van te lezen (in het Frans) bij Jacques Fermaut, op http://home.nordnet.fr/~jacfermaut/gysseling.html .
42. Robinson Orrin W, Old English and Its Closest Relatives: A Survey of the Earliest Germanic Languages,Stanford University Press, 1992
43. Debrabandere F, Woordenboek van de familienamen in België en Noord-Frankrijk, L.J.Veen/Het Taalfonds 2003
44. Germain Jean, Herbillon Jules, Dictionnaire des noms de famille en Wallonie et à Bruxelles, uitgeverij Racine Brussel 2007
45. Le Héricher Édouard, Avranchin monumental et historique Avranches 1845 p 625
46. Burdeus María Dolores, Real Elena, Verdegal Joan Manuel, Las órdenes militares: realidad e imaginario Universitat Jaume I, 2000 p 405
47. De Maesschalk Edward, De graven van Vlaanderen 861-1384, Davidsfonds Leuven 2012
48. REPERTORIUM VAN EIGENNAMEN IN MIDDELNEDERLANDSE LITERAIRE TEKSTEN
op http://cf.hum.uva.nl/dsp/scriptamanent/remlt/remltindex.htm
49. Column Willem Kuiper, no. 45: Een lyoen rampant, van kelen root
op http://www.neder-l.nl/newindex.html?http://www.neder-l.nl/archieven/kuiper/ november 2014
50. De stad Vienne (plaatselijk Vièna) heeft een rijke geschiedenis, vooral Romeins. Eigentijdse bronnen over Karel de Grote, Roeland of Olivier verhalen niet over dit Vienne. Het leven van Girart de Roussillon (810-874), eerste graaf van Vienne, speelt zich af na Karel de Grote. Zijn strijd tegen Karel de Grote gaat wellicht terug op een conflict tussen hem en Karel de Kale uit 870. Het 12de eeuwse Franstalige epische verhaal van 'Girart de Vienne' is geïnspireerd op oudere verhalen, waarbij heel wat van de geografie is verschoven, telkens in het voordeel van 'Romaanse' geschiedschrijving (Vienne, Fraite, Roussillon, Spanjemark, Bourgondië...).
51. Uit: van Maerlant Jacob, Spiegel historiael. Vierde partie, Tscelden jegen die borderers. XXIX.
52. ...dès la première de ses manifestations, la Chanson de Roland, les liens avec l’histoire de la Normandie sont extrêmement étroits, beaucoup plus que ce que l’on pourrait penser à première vue, au point qu’on peut se demander s’il ne s’agit pas d’un genre spécifiquement normand!
Publications numériques du CÉRÉdI http://ceredi.labos.univrouen Introduction Michèle Guéret-Laferté / Université de Rouen CÉRÉdI, 13 mars 2013 / Hélène Hôte p 2-3
53. bron: http://www.nifterlaca.nl/read.php?3,14932,14932#msg-14932 juni 2015)
Maak jouw eigen website met JouwWeb