Frans als wurgtaal

 

 

Algemene schets

Met de Merovingers kreeg het Oudnederlands in wat nu het noorden van Frankrijk is een officiëler belang. De Karolingers brachten dan weer het Rijnlands op de voorgrond. Het Rijnlands kwam uit een overgangsgebied waar Nederlandse en Duitse elementen elkaar ontmoetten. De Duitstaligen claimden dat Rijnlands als Oudhoogduits, maar dat is bij een grondige benadering maar half vol te houden. Het Hoogduits zat veeleer in de bergen. Het Rijnlands was een gebied waar Neder- en Hoogduits samen floreerden. In de 19de eeuw is in Duitsland het gebied rond Kleef, Gelderen en Viersen verplicht geweest om zijn onderwijs over te schakelen van Nederlands naar Duits!(1) België had eigenlijk hetzelfde kunnen doen met zijn oostkantons: De taal van de mensen verschilt niet echt van het dialect van de voerstreek in het oosten van België, maar de aan te leren cultuurtaal is daar Duits gebleven.

Tot aan de Franse revolutie (1789) sprak in Frankrijk nog niet de helft van de bevolking Frans! Die revolutie is nefast gebleken voor de taalrijkdommen van Frankrijk. Andere talen dan het Frans werden in het officiële leven verboden. Maken we een taalronde van Frankrijk dan ontdekken we nu nog (resten van) Picardisch, Vlaams, Waals, Duits, Elzasserduits, Arpitaans, Italiaans, Catalaans, Baskisch, Occitaans, Bretoens, Normandisch...

Voordien hadden de Franse koningen ook al geprobeerd om die 'barbaarse' talen belachelijk te maken. Wie in de buurt van de het hof wilde leven of deel uitmaken van de elite moest de taal (en de zeden) van zijn voorouders afzweren en voor Romaans kiezen. Met de tegenstelling oost-west (Duits-Frans) werd het er niet beter op. Alle niet-Franse talen werden (worden) in het Frankenland-Frankrijk stil maar grondig gewurgd.

 

Bi Got!

Lorsque Rolf ou Rollon, a qui Charles-le-Chauve avait cede le duché de Normandie pour avoir la paix avec les Normands, se presentait devant le roi  de France, il prononça ces mots thiois 'By got', qui sont rester dans la langue flamande et qui signifient:'Par Dieu'. Le monarque et ses courtisans pour qui ces paroles n'etaient plus intelligibles, se prirent a rire. Charles et Rollon ne purent s'expliquer qu'au moyen d'un interprete (2)

Vertaling:

Wanneer Rolf of Rollo, die van Karel de Kale het hertogdom Normandië in leen kreeg om de vrede met de Normandiërs te bewaren, zich voorstelde aan de koning van Frankrijk begon hij in het Diets 'Bij got', woorden die in het Vlaams gebleven zijn en die betekenen 'bij God of door God'. De monarch en zijn hofhouding voor wie die woorden niet meer te begrijpen waren, schoten uit in een lach. Karel en Rollo moesten met elkaar praten via een tolk.

Dom Bouquet beschrijft hier een gebeurtenis uit de tiende eeuw. Rollo werd vernederd en belachelijk gemaakt. Vanaf de opvolger van Rollo was ieder belangrijk persoon sociaal verplicht om Frans te spreken aan het hof. Dat verfransen verliep niet zonder slag of stoot. Het was een politieke kwestie. De grootste concurrenten (de 'even' machtigen) werden het hardst aangepakt en dat waren de Vlamingen (Saksen-Friezen). Men heeft er alles aan gedaan om hun rijkdom af te nemen, hun zeden te ridiculiseren en hun taal te wurgen. De 'Vlaamse kwestie' was in (het latere) Frankrijk nooit weg te denken en oorzaak van veel kwaad en leed. Zelfs de gouwnamen moesten verdwijnen in een nietszeggend 'Nord - Pas de Calais'.  Zo verloor Vlaanderen de helft van zijn territorium. Lodewijk XIV was op dat gebied voor Vlaanderen één van de ergste vijanden. Eén van zijn pronkstukken was het kapotschieten van de Brusselse Grote Markt.

Dat de belangrijkste adel eigenlijk stamde uit de Germaanse, Karolingische kringen van Karel de grote, mocht niet worden benadrukt aan het Franse hof van de latere koningen. Toch kunnen we een aantal zaken proberen te reconstrueren, op zoek naar de waarheid.(10) De Normandische wapenkreet van Rollo, 'Bi Got' werd later in het Frans 'Diex aye Dam Diex aye'.

Wat betekende die wapenkreet?
-Bij Viton (3) lezen we:
Les ducs de Normandie criaient 'Diex aye Dam Diex aye' c' est à dire 'Dieu nous aide le Seigneur Dieu nous aide' car dans la seconde de ces formules 'Dam' est pris pour 'Dom Dominus' et non pour 'Notre Dame' ainsi que l'a pensé La Colombière.
Vrij vertaald:
God helpe ons Heer God helpe ons  of  God helpe ons Vrouwe God helpe ons.
-Ik vertaal dat eerder als God helpe, dam, God helpe! Of God helpe, doeme, God helpe! 'Dam' betekent dan: Houdt ze tegen, zoals de dam het water tegen houdt. Die 'dam' kan ook als symbool voor bescherming (ondersteuning) dienen. Had men 'dom' bedoeld, dan had men 'dom' gezegd, had men 'dame' bedoeld dan had men 'dame' gezegd! Maar mijn tweede uitleg zie ik nog meer zitten: 'Dam' betekent misschien ook 'doeme' (denk ook aan het Engelse 'damn'), in de zin van als God ons niet helpe dan mogen we 'verdoemd' worden, of: God helpe ons om de anderen te verdoemen. 'Dam' staat hier voor een Germaans woord. De oudere kreet heette volgens Wikipedia trouwens eerst 'Thor aye': Thor helpe, wat een heidense, niet-Romaanse oorsprong verondersteld in het vroege Normandië.
 

Het hof, la court

 

Laten we de woorden 'hof' en hoofs' wat nader bekijken.
We kunnen ons afvragen of de Franse termen geen vertaling zijn van de Germaans-Vlaamse woorden die al bestonden ten tijde van Karel de Grote. Bij de Merovingers en Karolingers, zeker voor het eerste millennium, was de Germaans-Vlaamse taal de Lingua Franca, letterlijk en figuurlijk.
Het Duits gebruikte de volgende termen:
-hovisc, höfisch, hövisch, hubisch (waar later het woord 'hübsch' uit ontstond)
-hovescheit (hoofsheid)
-hovebaere (hoofbaar, hoofs)
-hövelich, höveslich, gehovet höveschen (vleien)
-höveschaere (vleien)...
Daartegenover stonden volgende begrippen:
-dorperlich, dorperheit, boers en onhoofs.
Al die benamingen kwamen volgens Bumke (4) meer dan waarschijnlijk uit Vlaanderen of misschien uit Brabant. Die aanname is te verdedigen omdat de geleende woorden de klankverschuivingen niet hebben, ook al worden ze gebruikt voor en na het jaar duizend.
Uit het Vlaams kwamen volgende termen:
-houesca hovesc hovesc hoofsch.
De oudst gevonden attestatie dateert van 929-962 (5) en verschijnt onder zo vele vormen, dat ze doen veronderstellen dat het woord al goed was ingeburgerd.
Omgekeerd bestond in onze taal:
-dorperlijk (dorperlike) dorperheid (dorperheit) onhoofs (onhovesc onhoefsc onnouesch).
In het Frans is de oudste attestatie 'cort', een ruimte omgeven door muren, en het woord dateert van 980.(6)  Het woordenboek beweert dat 'cort/cour' komt uit het Latijnse 'curia' via een foute etymologie. Maar het Frans (Francien) als taal was bij het ontstaan van de hofcultuur nog niet belangrijk. Vandaar dat ze volgens mij de bestaande woorden gewoon hebben geleend door ze letterlijk te vertalen als 'cortois corteisie' tegenover 'vilain vilenie'. 
Er is in Frankrijk en bij uitbreiding bij de Franstaligen in België voor de meesten alleen plaats voor het Frans, omdat dat altijd zo werd voorgeschoteld. Pas in onze huidige tijd wordt het Vlaams of Nederlands in Franstalige kringen weer wat normaler benaderd.
Engels aanvaarden als wereldtaal zat er lange tijd niet in, maar de wereld evolueert en ook de Franstaligen moeten volgen en nu voor de eerste keer aanvaarden dat het Frans een taal is naast de andere en niet hoger of beter dan de andere talen, alleen anders. In Frankrijk is dat verfransen voor het gewone volk slechts heel langzaam verlopen, waarbij de Franse revolutie een kantelmoment was. In Frans-Vlaanderen spreken na 300 jaar 'onwettelijkheid' nog altijd enkele tienduizenden mensen Vlaams, maar zij zijn toch de laatste der Mohikanen. Wie het 17de eeuwse Vlaams wil horen moet zich haasten. Bepaalde gebeurtenissen in de abdij van Sint-Omaars zijn daar ook een voorbeeld van. Tussen 648 en 1264 waren er 49 abten waarvan er 4 Franstalig waren. In 1447, terwijl de abt afwezig was, werden de Franse monniken door de rest (en de burgers van de stad) weggejaagd. Sint-Omaars 'moest' echter verfransen en dat gebeurde tijdens de 18de en 19de eeuw. Tot aan dan was dit een Nederlands cultuurcentrum. In de buitenwijken Hoogbrug en Lijzel sprak men nog Nederlands tot in de 20ste eeuw. De moedige pogingen om de cultuurrijkdommen van iedere taal te behouden zijn in Frankrijk gedoemd om te mislukken en dat is jammer. Met iedere taal die verdwijnt, verdwijnt cultuur en ook een stuk eigenheid. Men kan die eigenheid niet vertaald behouden, er komt iets nieuws, iets anders. De nestwarmte van een taal is voor de plaatselijke bevolking iets heel specifieks. Het maakt intergraal deel uit van iemands habitat.
Een bepaalde taal is niet beter of belangrijker dan een andere. Dat is geen enkele taal. Het gevaar zit hem in de politieke macht die zich veruiterlijkt via een opgelegde landtaal. Zulke situaties zorgen voor cultuurproblemen en mensen die zich verdrukt voelen (en ook zijn).
Het Frans is vooral gegroeid uit een collaboratietaal: meedoen met de edelen aan het Frankisch-Franse vorstenhuis. De Gallo-Romeinen en andere belangrijke personen die de Romeinen imiteerden, waren hen als eersten in de rij voorgegaan. De cultuur en de taal van Rome waren hun focuspunten. Vanuit dat overgenomen Italisch ontstond het Frans. Maar die opbouw stuitte op problemen. Voor veel zaken had men nog geen woordenschat en dat is te merken aan de vele substraten die in de taal kunnen worden teruggevonden.
 
Latijns – Romaans
 
Meer en meer historici plaatsen vraagtekens achter de overduidelijke aanwezigheid van Latijn in de etymologische woordenboeken. Veel zaken worden verklaard als geleend uit het Latijn. Geleerden vragen zich af of de taal die tot bij ons kwam niet grotendeels het dialect was van de bevolking van Rome en omstreken. Het staat vast dat het Latijn een taal voor de administratie was, een ambtenarentaal. Men zegt dat het Latijn vandaag de dag een dode taal is, maar ze is nooit een levende taal geweest. Latijn werd nooit een spreektaal, daarvoor was ze te gekunsteld en te moeilijk.  Zij diende als technische taal voor officiële documenten, voor wetenschappelijk gebruik of om een elitair vakmanschap te etaleren. Zij was het voertuig van de intellectuele wereld (7). In die rol is ze ook door de kerk overgenomen en geëvolueerd naar Kerklatijn.
Als men de Romaanse talen (Frans, Italiaans, Roemeens, Spaans, Portugees...) bestudeert, komt men tot te verwachten gelijkenissen maar staat het Latijn dikwijls apart.
 
Nederlands     Frans           Spaans        Italiaans       Portugees        Latijn
zoeken           chercher         buscar           ricerca          buscar         quarere
vinden            trouver         encontrar        trovare         encontrar     invenire
spreken           parler            hablar           parlare          falar              loqui
noorden          nord               norte              nord             norte          Septentrio
...
 
De Latijnse woordenschat is dikwijls een andere woordenschat dan die van de andere Romaanse talen.(8) Mensen schreven officiële documenten in het Latijn en moesten soms woorden zoeken en gebruiken die niet in het Latijn bestonden. Het lijkt mij dan meest logisch dat ze in West-Europa die woorden uit het Germaanse taalgebied haalden waar ze werkten, en dat ze die woorden  'verlatijnsten'. Een gevolg daarvan is dat woorden niet alleen uit het Latijn ontstonden, maar ook in het Latijn terechtkwamen. Het is belangrijk om bij de vroegste attestatie van een Latijns woord ook te kijken in welke regio dat woord ontstond. Is dat in een Germaans gebied, dan kan het Latijn dat woord hebben geleend en letterlijk vertaald. Zulke zaken zijn natuurlijk heel moeilijk te detecteren. Tot na de middeleeuwen was het bv. voor geleerden de gewoonte om de eigen naam letterlijk te latiniseren, 'De Corte' werd zo 'Curtius', 'van Veen, Venius', enz.. Op die manier vinden we dwaze namen als Bakkerus, Brouwerius, Vorstius of Schipperus terug, die in het Latijn meestal niets betekenden. Ook letterlijke vertalingen, zoals Cnoop-Gordianus of De Cremer-Mercator  deden het goed.(13)
Een ander voorbeeld doet mij denken aan ons tot nu toe oudste teruggevonden woord  in het Nederlands: wad.(9) Het Latijn heeft dat verwerkt in 'vadum'. In de Franse woordenboeken leest men nog altijd dat het eerste van het tweede kwam.
Men heeft vanuit het Volkslatijn een Proto-Romaanse taal gecreëerd, maar een 'Saksisch-Fries-Vlaams' fundament kan men niet ontkennen. Alles resulteerde uiteindelijk in een Franse taal met een Romaanse woordenschat maar met een Germaans opgebouwde structuur. Het Frans als cultuurtaal is in zijn oorsprong sterk door het (Oud)Nederlands/Germaans beïnvloed. Die nieuwe taal groeide op een Germaanse kapstok en moest zelfs 'onvertaalbare' woorden opnemen in zijn woordenschat. Eén vijfde van de leenwoorden die het Frans gebruikt, komen uit het Nederlands. Dat procent ligt wellicht veel hoger als we alleen rekening houden met de woorden uit het eerste millennium. Nicoline van der Sijs heeft het over 1656 leenwoorden. Misschien is het nog hoger als we niet alles uit het Latijn doen komen zoals te dikwijls is gebeurd in het verleden. Normandisch is volgens mij meer op West-Europese, Germaanse wortels gegroeid dan men kan terugvinden in wetenschappelijke literatuur. De etymologie van woorden mag niet stoppen bij het Oudfrans of Latijn waar we zogezegd veel woorden uit halen, maar moet een stap verder gaan. Ik denk dat we met het Oudnederlands gemeenschappelijke woorden kunnen vinden, voor het Oudfrans en voor het Latijn.(14)
Enkele voorbeelden:
Vechten was in de vroege middeleeuwen belangrijk en het is geen toeval dat veel Oudnederlandse militaire termen door het Frans geleend werden (vaan, draagbaar, helm, vouwstoel...) In het Normandisch Frans zijn ook volgende onderwerpen heel nadrukkelijk aanwezig en door zijn substraat verwant met ons Nederlands: keukengereedschap, alles wat met bouwen, verbouwen en land- en tuinbouw heeft te maken.
De Sourdeval (11) haalt nog o.a. volgende andere voorbeelden aan:
-Het veelvuldig gebruik van hulpwerkwoorden.
-Men zegt: Men komt van 'mens' en dat werd in het Frans identiek overgenomen: 'On dit' betekent eigenlijk 'homme dit'. Het Latijn gebruikt dat niet.
-Parceque komt niet van Latijn 'per hoc quod' maar van het Frankisch 'voor dat de', letterlijk: pour ce que.
-Pardonner komt van 'pour-donner' letterlijk vertaald: voor-geven, vergeven (verwant met het Engelse 'to forgive')
-Méfait, mes-faict komt van mis-maakt, niet van het Latijn male-factum. Hetzelfde 'mis' zit in : méprendre, méprise, mécompte, méconnaître, méfiance...
-'Je vais lire' is een letterlijke vertaling van 'Ik ga lezen'. Waarbij 'gaan' hier niet betekent 'naar een andere plaats gaan', maar 'zullen'.
En bij Grey (12):
- Les deniers prendrons nous : Germaanse volgorde, letterlijk: de laatste nemen wij.
- Biaus estoit et gens. (mooi was hij en lief) Het gebruik van 'zijn' is Germaans beïnvloed.
Nog andere:
-Het gebruik van een expliciet onderwerp buiten de werkwoordvorm.Bv.: Ik geloof:  creo (Spaans) credo (Italiaans) je crois (Frans)
-De woordvolgorde in veel (noordelijke) plaatsnamen.
Bv.: Neufville, Neufchâteau, Martincourt, Fécamp, Bolbec...
-De 'h' aan het begin van een woord indiceert al heel vlug een Germaans woord.
Bv.: heurter, hêtre, haïr, hisser, honnir, houle...
-Het suffix -ard (aard)
Bv.: vieillard, babillard, pleurard, savoyard, flemmard...
-Het verkleinsuffix -je -ke -ken -kijn
Bv.: bouquin, mannequin, Le Touquet, ramequin, banquet, paquet, Milquet...
-Het Duits is een lettergreeptaal geworden, het Nederlands (zeker het Vlaams) bleef met het Frans eerder een woordtaal met, zoals in het Vlaams, vergaande afslijting van de laatste lettergrepen....                        
Het Germaans groeide organisch, vanuit het volk en voelt ook zo aan. We zien dit het best in de grote woordenschat en in de klemtonen van de woorden. De Franse taal houdt meer van omschrijvingen en beklemtoont haar woorden op een mathematische manier, terwijl het Nederlands (Engels Duits) de klemtoon haast altijd op het grondwoord blijft leggen. Het Nederlands heeft tot nu toe het grootste woordenboek ter wereld. (15) Het Frans zal daar met enorme inspanningen niet geraken omdat het te veel beschrijft in plaats van nieuwe woorden uit te vinden.
Door de Nederlandstalige invloed is het Frans in zijn syntaxis de meest Germaanse van de Romaanse talen geworden. In het volgend voorbeeld zijn alleen Frans en Nederlands woord voor woord gelijk opgebouwd. Dat zal niet altijd zo zijn, maar wel opvallend dikwijls.
– Latijn: manifestum est quod video
– Italiaans: E 'chiaro che li vedo.
– Spaans: Está claro que los veo.
– Frans: Il est clair que je les vois.
– Nederlands: Het is duidelijk dat ik ze zie.
 
Uit de Romeinse collaboratie is de taalgrens gegroeid. Wie erbij wilde horen, moest overstappen. In het Frankrijk van vandaag speelt dat geen rol meer, het proces is (grotendeels) achter de rug. Maar in het huidige België broedt en broeit nog van alles. Vlamingen verfransten zichzelf om te collaboreren met de Franstalige bovenlaag. Ze wilden vooruit, ze wilden het beter stellen. In die overgangen verschijnen gecomplexeerde persoonlijkheden als een Jacques Brel die Vlaming was en wou zijn maar die geen Vlaams meer kon gebruiken op een deftig niveau. Dat bracht ook met zich mee dat zij die zich hadden 'aangepast' zich meestal niet meer wilden associëren met de geschiedenis en de taal van hun voorouders. Vandaar de oneindige moeilijkheden in Brussel. Die verfranste Vlamingen waren (soms nog zijn, als men de lezersbrieven bij Franstalige kranten leest) zoals mensen die van geloof veranderden: Al wat van vroeger was, werd vals, slecht, ja barbaars en moest worden bestreden. Het vergde heel wat moed van onze Nederlandstalige voorouders in Vlaanderen en Brussel om toch niet toe te geven aan die maatschappelijke druk. Een bepaalde groep binnen de Nederlandstalige cultuurelite is zich daar niet altijd bewust van.
Iedere taal is een communicatiemiddel. Het is ook een weergave van wat mensen belangrijk vinden. Zoek maar bij die of die taal voor welke begrippen er veel of weinig woorden bestaan en men zal ontdekken wat die gemeenschap belangrijk vindt. Een Keniaanse 'Van Dale' zal andere woorden bevatten dan een Zweedse.
Een taal beoordelen kan men niet zonder subjectieve gevoeligheden. Maar de ene taal is niet beter dan de andere. Ze wordt anders aangevoeld omdat machtsfactoren een rol spelen samen met al of niet aanwezige nestwarmte. Het gevaar zit in het feit dat mensen de taal gebruiken als middel om andere mensen te overtroeven of te dwingen in een bepaalde richting te evolueren. Grote talen hebben de neiging kwantitatief kleinere talen in te palmen en te wurgen. Wat voor Frans gold, zal nu bij de volgende generatie voor Engels/Amerikaans gelden. Latijn heeft bij het volk nooit de overhand gekregen omdat het een artificiële en ambtelijke taal van geleerden was.Zoals het Nederlands is het Frans een prachtige taal. Genieten van de taal van Molière is geen moeilijke klus met haar poëtisch klanken, zwierige uitspraken, zuiderse accenten en passievolle dialogen. Talen vergelijken is geen 'of of' maar een 'en en' verhaal. Toch past hier een waarschuwing: Pas wanneer iedere Franstalige Belg rijp genoeg is om open te staan voor de geschiedenis van al zijn voorouders, kunnen de gemeenschappen in België naar elkaar toegroeien in peis en vree. Die waarschuwing geldt evenzeer voor de Franse Franstaligen: Pas wanneer 'Parijs' aanvaardt dat andere talen de Franse identiteit niet in de weg staan, maar een bestaansreden hebben, zal het debat luwen.
 
 

Bronnen:
 
1. Tietz Helge, Lowlands-L, Shift from Dutch to German as language of instruction at schools in the Lower Rhine area, 31 mei 2012 op: http://lowlands-l.net/
2. Dom Bouquet, VIII,  Reiffenberg, Introd. de la Chron. de Ph. Mouskes p 316
3. Viton de Saint-Allais Nicolas, De l'ancienne France, contenant l'origine de la royante et de ses attributs, celle de la nation et de ses differentes classes, celles de la pairie et des pairs de France, des dignités civiles et militaires, Volume 1, uitgeverij Guyot Parijs 1833
4. Bumke Joachim, Hoofse Cultuur 1 Aula, uitgeverij Spectrum Utrecht 1989
5. INL op http://www.inl.nl/
Andere vormen zijn: -hava -hoef -hof -holue -houe -hona -houa -houa -houe -houen -houo -houon -houum -hova -hovam -hove -hoven -hovia -hoviam -oua -ouam -oue -ouen -ouia -ova -ove
6. Dubois J, Mitterand, Dauzat, Larousse, Dictionnaire d'étymologie Parijs 2001
Het woordje 'cour' wordt in het Vlaams nog altijd gebruikt om een afgesloten ruimte aan te duiden, waarvan de kleinste het toilet is.
7. Barnes Ian, Ridders en kastelen, Librero 2012 (2006 voor de Engelse versie)
8. van Veen Ruud, Potjesromaans, SEMafoor 2012 nr. 4
9. van der Sijs N, Nederlandse woorden wereldwijd, Sdu uitgevers 2010
10. 200 jaar na Rollo kan mevrouw Spiegel ons de, toch wel langzame, romanisering aantonen. We ontdekken hoe de Germaanse verhalen in een Franstalig wordende elite moeten worden vertaald in het Frans, de verplichte cultuurtaal aan het Franse hof, hier aangeduid als de 'volkstaal' (sic). De Franse epen ontkenden de Germaanse oorsprong van de nakomelingen van de hofadel rond Karel de Grote. De Franse elite-adel zal die erfenis langzaam historisch herkleuren om ze ten slotte als 'eigen' te claimen. Of hoe de Vlaamse aristocratie, door zich te verfransen, zijn geschiedenis verloor aan Frankrijk.  Wellicht was een deel van die verhalen door een beperkte elite ondertussen al vertaald in het Latijn, maar door zijn beperkt publiek bleek het nodig om te over te schakelen naar het opkomende Frans. Germaans was geen optie meer.
The earliest products of the movement toward vernacular historiography were the translations of the Pseudo-Turpin Chronicle, the largely legendary account of Charlemagne's expedition to Spain, better known through the verses of the Song of Roland. Between 1200 and 1230 no fewer than six independent translations of the PseudoTurpin Chronicle were produced within France, excluding an Anglo-Norman version that dates from the same period. All the translations resulted from the patronage of the French-speaking Flemish aristocracy of northern France, a patronage phenomenon that, in its geographical and chronological concentration, is virtually unmatched in medieval textual production. The first translation was made around 1202 at the request of Yolande, countess of Saint-Pol, and her husband, Hugh IV. Around the same time, certainly before 1206, a "Master Johannes" made a separate translation, a transcription of which was commissioned by Renaud of Boulogne in 1206 and, in the following year, 1207, by Michel Ill, lord of Harnes and "justiciar" of Flanders. Subsequent translations appear in a version commissioned by William of Cayeux, a lord of Ponthieu, of which only a fragment remains today, and in a version stemming from Artois and dating from about 1218. This version was later used by an anonymous Artesian minstrel in the employ of Robert Vll of Béthune. A sixth and final translation stems from Hainaut, composed in the decade between 1220 and 1230 and similarly the work of an anonymous translator who lived and worked in that same region encompassing the counties of Flanders, Hainaut, and Artois that functioned as the center for the diffusion of the vernacular Pseudo-Turpin.
Uit:
Spiegel Gabrielle M, Romancing the Past: The Rise of Vernacular Prose Historiography in Thirteenth-century France, University of California Press 1993 p12-13
Vertaling:
De vroegste veranderingen in de geschiedschrijving in de volkstaal waren de vertalingen van de Pseudo-Turpin kroniek, het grotendeels legendarische verslag van Karel de Grote's expeditie naar Spanje, beter bekend door de verzen van het Roelandslied. Tussen 1200 en 1230 werden niet minder dan zes onafhankelijke vertalingen van de kroniek van de Pseudo-Turpin geproduceerd binnen Frankrijk, met uitzondering van een Anglo-Normandische versie die uit dezelfde periode dateert. Alle vertalingen vloeiden voort uit het beschermheerschap van de Franstalige Vlaamse aristocratie van Noord-Frankrijk, een mecenaat dat als fenomeen, in zijn geografische en chronologische concentratie, vrijwel ongeëvenaard is in middeleeuwse tekstuele productie. De eerste vertaling dateert van ongeveer 1202 op verzoek van Yolande, gravin van Saint-Pol, en haar echtgenoot, Hugh IV. Rond dezelfde tijd, zeker vóór 1206, maakte een 'Meester Johannes' in 1206 een aparte vertaling, een transcriptie voor Renaud van Boulogne en in het volgende jaar, 1207, één voor Michel Ill, heer van Harnes en 'justiciar' (rechter) van Vlaanderen. Latere vertalingen verschenen in een versie in opdracht van William van Cayeux, een heer van Ponthieu, waarvan vandaag slechts een fragment over blijft, en in een versie uit Artesië die dateert uit ongeveer 1218. Deze versie werd later gebruikt door een anonieme Artesische minstreel in dienst van Robert Vll van Béthune. Een zesde en laatste vertaling kwam uit Henegouwen, geschreven tussen 1220 en 1230 en die ook het werk was van een anonieme vertaler die woonde en werkte in dezelfde regio,  Vlaanderen, Henegouwen, en Artesië, dat als het centrum voor de verspreiding van de Pseudo-Turpin in de volkstaal fungeerde.
11. De Sourdeval Charles Mourain, Études gothiques, Tours 1839 (Google eBoek)
12. Grey Thomason Sarah, Language Contact, Creolization, and Genetic Linguistics, University of California Press, 1991
13. Winkler Johan, Een en anderover Friesche eigennamen. In: De Vrije Fries, jaargang 13 (1877) p 241-343
14. Hierbij ontkennen we niet dat de situatie zich omkeerde. De Franse taal heeft een groot aantal leenwoorden voortgebracht in de periode van haar grootste politieke en culturele macht.
15 Het 'Woordenboek der Nederlandsche Taal' (WNT) is het grootste woordenboek ter wereld en telde (voor het online gaan) 43 boekdelen met meer dan 400.000 woorden. De 'Oxford English Dictionary' (twintig delen) en het 'Deutsches Wörterbuch' (32 banden) komen aardig in de buurt. Gestart in de 19de eeuw, raakte het pas eind twintigste eeuw af in de vorm die men wilde. Nu nog wordt het woordenboek aangevuld. Een 'Romaans' woordenboek zal nooit die grootte bereiken.

 

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb