Hebban olla uogala nestas hagunnan

hinase hic anda thu

uuat unbiadan uue nu

 
In 1932 werd in Oxford door een Engelse germanist (1) op de binnenkaft van een Oudengelse codex met homiliën van Ælfric uit de abdij van Rochester in Kent, een losse krabbel ontdekt. Het dateerde uit de tweede helft van de 11de eeuw. (2) Sisam vermoedde al, dat de bewuste woordjes Oudnederlands waren. Aan de rechterkant bijna onderaan het blad, kunnen we de volgende Latijnse zin lezen: Abent omnes volucres nidos inceptos nisi ego et tu. Het Oudnederlandse zinnetje er onder is daar dus een vertaling van. Daarachter nog de woordjes Abent omnes.

Man over woord, een taalprogramma op de VRT, had in december 2012 een boeiende uiteenzetting over die welbekende oude Nederlandstalige zin. Algemeen wordt aangenomen dat het Nederlands is. Professor De Grauwe (Gent) schrijft dat de tekst zowel Oudengelse als Oudvlaamse elementen bevat. Hij denkt dat het is geschreven door een Vlaming die probeerde Kents te schrijven, maar een aantal woorden volgens zijn eigen Vlaamse uitspraak spelde. (3) Bepaalde taalgeleerden opteren voor een mengvorm van Kents met een West-Vlaams sausje. Ik wil er nog een Normandisch sausje bovenop leggen: Professor Erik Kwakkel van de Leidense universiteit is paleograaf en meent in de opbouw van de letters te kunnen herkennen waar de schrijver zijn woordjes leerde schrijven: De nauwe gotische letters zoals ze op perkament staan, gebruikte men in die tijd nog uitsluitend in Normandië, in de abdij van Bec. (8)
Historisch  is het goed aan te nemen, dat de zin komt van een Vlaamse monnik, die in de tweede helft van de 11de eeuw in Engeland verbleef. Er was altijd veel contact tussen Engeland en de Nederlanden, vooral Vlaanderen. De betrekkingen tussen beide landen in de middeleeuwen betreffen in de eerste plaats Vlaanderen. De abdij van Rochester onderhield ook intensieve relaties met West-Vlaamse en Normandische adel en met de Sint-Bertijnsabdij van Sint-Omaars.
Het aantal Vlamingen in Engeland nam vooral toe met Willem de Veroveraar die in 1066 naar Engeland overstak. Hij was gehuwd met Mathilde, dochter van graaf Boudewijn V van Vlaanderen. Hij werd gesteund door veel Vlaamse edelen. Die werden daarvoor later beloond met o.a. Engelse titels en bezittingen. Veel van die Vlamingen vestigden zich in Engeland. In de 12de eeuw waren er reeds meer dan 50 Vlaamse nederzettingen.  Ook op godsdienstig gebied: verscheidene Vlamingen bestuurden een Engels bisdom. (4)
De abdij van Rochester was in de late 12de eeuw wat op zijn retour. Onder impuls van Willem de Veroveraar kwamen er in 1077, 22 monniken uit Bec (Normandië), onder leiding van monnik en geleerde Lanfranc (5)  om er de boel wat op te krikken. Tussen 1083 en 1108 kwamen maar liefst 60 Normandische monniken over naar Engeland. Bij die monniken zaten zeker ook Vlamingen. Frits van Oostrom spreekt over ten minste twee. Rochester ging weer bloeien. Eén van die monniken schreef waarschijnlijk het beroemde zinnetje tussen de Latijnse teksten. Was die monnik een Vlaming, een Normandiër, een Kent? Waarschijnlijk een Vlaming, want dezelfde schrijver had al op de eerste pagina van het boek waarin de verzen staan, het woordje 'keysere' geschreven. Het bevestigt wel dat er in Normandië (in Bec) behalve Frans nog resten waren van Diets of Oudnederlands. Dat konden dan vormen zijn van Saksisch, Fries, Vlaams, Kents, enz... De talen waren in die tijd niet gebonden aan veel regels; ze waren te onderscheiden maar nog niet gescheiden. Alles kon met meer vrijheid worden genoteerd. Vandaar blijft het heel moeilijk om daar een specifieke stempel op te plakken, wat ook niet nodig is. We vinden hier een zoveelste bewijs van taalvariaties en hun evolutie in West-Europa, het zoveelste bewijs van probleemloze communicatie tussen Normandiërs, Vlamingen en inwoners van Kent.
 
 

Tekst
 
Hebban: Oudnederlands voor 'hebben'
olla: West-Vlaams voor 'alle'
uogala: vogels.  Het Oudkents kent 'vogeles'.
nestas: een -as (-s) meervoud van het West-Vlaams mannelijke woord 'nest', zoals het ook in West-Vlaanderen tot ver in de 20ste eeuw voorkwam. Mijn grootmoeder sprak van hemds, roks, honds, kats...
hagunnan: sommigen lezen ook bigunnan. Huidig West-Vlaams: begunn' (begonnen)
hinase: tenzij, hit ne si, het ne zij (weze). Oudfries heeft 'hyt ne se'.
hi(c): een hypercorrecte West-Vlaamse vorm van ic (ik).
anda: ende, en. Oudfries had 'anda'
thu: du (jij), later vervangen door 'ghi'
uuat: wat
unbi(a)dan: abeiden, beiden: wachten.
In het Roeselaars spreekt men nog van 'Beid een letje' (wacht een beetje).
Unbeiden: onwachten...niet meer wachten?
uue: we
nu: nu
 
Dat kan zoveel betekenen als:
 
Hebben alle vogels nesten begonnen of Hebben alle vogels begonnen nesten
behalve ik en jij 
wat wachten we nu?  of  laat ons niet meer wachten nu.
 
 

Tekst uit het handschrift (6)
 
De bekende mediëvist Frits Van Oostrom beweert dat die regels geen toevallige uiting van voorjaarskriebels zijn, maar aansluiten bij een toen bestaande literaire traditie. Die werd in de eerste plaats mondeling doorgegeven en kwam pas later terecht in de slotregels van zogeheten vrouwenliederen. Ook in Middellatijnse gedichten over de liefde van vrouwen voor mannen stuitte Van Oostrom op vergelijkbare strofen: Er was steeds sprake van een monoloog, waarin klagerig of verlangend tot een geliefde werd gesproken. Het Nederlandse fragment hoort daarin thuis en geeft uitdrukking aan het vrouwelijk verlangen tot nestelen. Dit moet volgens Van Oostrom gezocht worden in de traditie van de zogenoemde 'kharjas', een literaire vorm die uit het moorse Spanje van toen afkomstig was. Het Nederlandse fragment vertoont volgens hem in vorm, sfeer en strekking verbluffende overeenkomsten met de slotregels van dergelijke 'kharjas'. (7)
 
 
Bronnen

1. Kenneth Sisam, een toen welbekende anglist  te Oxford.
2. Oxford, Bodleian Library, ms.340 fol. 169v
3. De Grauwe Luc, Zijn olla vogala Vlaams, of zit de Nederlandse filologie met een koekoeksei in(haar) nest(en)? Tijdschrift voor Nederlandse Taal‐ en Letterkunde. Jaargang 120.  2004. p. 44‐56. 
4. dbnl op: http://www.dbnl.org/tekst/scho074oudn01_01/scho074oudn01_01_0001.php  (augustus 2014)
5. Lanfranc, van origine een Germaanse naam: Landfrank. Kwam zijn familie uit het land van de Franken? Zijn vader had ook een Germaanse naam (Hanbald).
Tussen 1083 en 1108 kwamen maar liefst 60 Normandische monniken over naar Engeland. (Van Oostrom (bij 7) p. 98
6. Uit Wikipedia bij 'Hebban olla vogala'
7. Uit 'De Volkskrant':  Zeeman Michaël,  Vrouw dichtte eerste Nederlands  05.04.04
Van Oostrom Frits, Stemmen op schrift. Uitgeverij Bert Bakker Amsterdam 2006 p. 96-100
8. Te zien in het programma 'man over woord' op: http://www.canvas.be/programmas/man-over-woord/server13251916a%3A13a96de7ae0%3A-78aa (augustus 2014) en Van Oostrom, p. 103
 
 
 

Maak jouw eigen website met JouwWeb